Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2001/80/EG inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 27-11-2001
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEG 2002, L 319).
- Bronpublicatie:
23-10-2001, PbEG 2001, L 309 (uitgifte: 27-11-2001, regelingnummer: 2001/80/EG)
- Inwerkingtreding
27-11-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-10-2001, PbEG 2001, L 309 (uitgifte: 27-11-2001, regelingnummer: 2001/80/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Bij continumetingen worden de in punt A van de bijlagen III tot en met VII bedoelde emissiegrenswaarden geacht te zijn nageleefd, indien uit de evaluatie van de resultaten voor de bedrijfsduur tijdens een kalenderjaar blijkt dat
- a)
geen kalendermaandgemiddelde boven de emissiegrenswaarden ligt, en
- b)
in het geval van:
- i)
zwaveldioxide en stof, 97 % van alle 48-uursgemiddelden 110 % van de emissiegrenswaarden niet te boven gaat;
- ii)
stikstofoxiden, 95 % van alle 48-uursgemiddelden 110 % van de emissiegrenswaarden niet te boven gaat.
Met de in artikel 7 bedoelde perioden alsmede perioden van opstarten en stilleggen wordt geen rekening gehouden.
2.
Indien uitsluitend niet-continue metingen of andere geschikte bepalingsmethoden zijn vereist, worden de in de bijlagen III tot en met VII bedoelde emissiegrenswaarden geacht te zijn nageleefd, indien de resultaten van alle meetcycli of van deze andere methoden, die overeenkomstig de door de bevoegde overheid vastgelegde regels zijn bepaald en vastgesteld, de emissiegrenswaarden niet overschrijden.
3.
In de gevallen bedoeld in artikel 5, punt 2, worden de ontzwavelingspercentages geacht te zijn bereikt, indien uit de evaluatie van metingen die zijn verricht overeenkomstig bijlage VIII, deel A, punt 3, blijkt dat alle kalendermaandgemiddelden of alle voortschrijdende maandgemiddelden voldoen aan de vereisten betreffende de ontzwavelingspercentages.
Met de in artikel 7 bedoelde perioden alsmede perioden van opstarten en stilleggen wordt geen rekening gehouden.
4.
Voor nieuwe installaties met een vergunning die overeenkomstig artikel 4, lid 2, is verleend, worden de emissiegrenswaarden geacht te zijn nageleefd, indien voor de bedrijfsuren in een kalenderjaar:
- a)
geen gevalideerd daggemiddelde hoger is dan de toepasselijke cijfers in punt B van de bijlagen III tot VII;
- b)
95 % van alle gevalideerde uurgemiddelden in één jaar niet hoger is dan 200 % van de toepasselijke cijfers in punt B van de bijlagen III tot VII.
De ‘gevalideerde gemiddelden’ worden bepaald overeenkomstig bijlage VIII, deel A, punt 6.
Met de in artikel 7 bedoelde perioden alsmede perioden van opstarten en stilleggen wordt geen rekening gehouden.