Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 1215/2012 betreffende rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
Artikel 64 [Verschijning bij onopzettelijk gepleegd strafbaar feit]
Geldend
Geldend vanaf 09-01-2013
- Bronpublicatie:
12-12-2012, PbEU 2012, L 351 (uitgifte: 20-12-2012, regelingnummer: 1215/2012)
- Inwerkingtreding
09-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2012, PbEU 2012, L 351 (uitgifte: 20-12-2012, regelingnummer: 1215/2012)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat en wegens een onopzettelijk gepleegd strafbaar feit vervolgd worden voor de gerechten van een andere lidstaat, waarvan zij geen onderdaan zijn, zijn, onverminderd aldaar geldende gunstigere bepalingen, bevoegd zich te doen verdedigen door daartoe bevoegde personen, zelfs indien zij niet persoonlijk verschijnen. Het gerecht dat de zaak berecht, kan echter de persoonlijke verschijning bevelen; indien deze niet heeft plaatsgevonden, behoeft de beslissing, op de burgerlijke rechtsvordering gewezen zonder dat de betrokkene de gelegenheid heeft gehad zich te doen verdedigen, in de overige lidstaten niet te worden erkend, noch ten uitvoer te worden gelegd.