Einde inhoudsopgave
Wet voortgezet onderwijs 2020
Artikel 2.31 Inrichting praktijkonderwijs
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
30-09-2020, Stb. 2020, 379 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35297)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Voortgezet onderwijs
1.
Praktijkonderwijs omvat:
- a.
aangepast theoretisch onderwijs, persoonlijkheidsvorming en het aanleren van sociale vaardigheden; en
- b.
voorbereiding op het uitoefenen van functies op de regionale arbeidsmarkt.
2.
Praktijkonderwijs wordt zoveel mogelijk verzorgd op basis van de kerndoelen, en op de scholen voor praktijkonderwijs in de provincie Fryslân ook zoveel mogelijk op basis van de kerndoelen Friese taal en cultuur, bedoeld in artikel 2.15.
3.
Praktijkonderwijs is erop gericht dat leerlingen zoveel mogelijk de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen bereiken die voor het praktijkonderwijs zijn vastgesteld op grond van artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.
4.
Het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs richt voor dat onderwijs een samenhangend onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag verzorgd onderwijsprogramma in.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur worden voor het praktijkonderwijs regels gesteld over de vakken die dat onderwijs ten minste omvat en het onderwijs in de praktijk van de uitoefening van een vak of beroep.
6.
Het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs kan, met inachtneming van het tweede en derde lid en van artikel 2.38, zevende lid, indien dat voor de leerling noodzakelijk is, bij het aanbieden van dat onderwijs afwijken van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.39.
7.
Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens inzake het onderwijsprogramma.