Einde inhoudsopgave
Regeling dierlijke producten
Artikel 2.48 Bepaling van de aanwezigheid van sporen van boterzuurbacteriën
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
10-12-2014, Stcrt. 2014, 35166 (uitgifte: 29-12-2014, regelingnummer: WJZ/14139630)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-2014, Stcrt. 2014, 35166 (uitgifte: 29-12-2014, regelingnummer: WJZ/14139630)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
Het onderzoek van een leverantie boerderijmelk op de aanwezigheid van sporen van boterzuurbacteriën door de ontvanger van boerderijmelk geschiedt overeenkomstig een methode die berust op het doseren van 0,1 ml van de te onderzoeken melk in een testbuis met paraffine en het toevoegen van een medium met gesteriliseerde melk, glucose en melkzuur met een pH van ten minste 5,42 en ten hoogste 5,48. Vervolgens wordt nagegaan of na bebroeding gedurende ten minste 92 en ten hoogste 100 uur zonder luchttoetreding gasvorming is opgetreden in de testbuis.
2.
Gasvorming in de testbuis wordt aangeduid met een +, indien geen sprake is van gasvorming wordt dit aangeduid met een –.