Einde inhoudsopgave
Wet houdbare overheidsfinanciën
Artikel 5 Vaststelling individuele referentiewaarde voor het EMU-saldo
Geldend
Geldend vanaf 14-12-2013
- Bronpublicatie:
11-12-2013, Stb. 2013, 531 (uitgifte: 13-12-2013, kamerstukken: 33416)
- Inwerkingtreding
14-12-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2013, Stb. 2013, 531 (uitgifte: 13-12-2013, kamerstukken: 33416)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Algemeen
1.
De individuele referentiewaarde voor het EMU-saldo omvat naast het eigen aandeel, ook het aandeel in het EMU-saldo van een openbaar lichaam dat is ingesteld bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan de decentrale overheid deelneemt, voor zover dit aandeel aan de deelnemende decentrale overheid moet worden toegerekend.
2.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels stellen omtrent:
- a.
de bepaling van de individuele referentiewaarde voor het EMU-saldo, zowel voor de raming zoals deze uit de begroting kan worden afgeleid, als voor de realisatie nadat de begroting is uitgevoerd;
- b.
het toerekenen van het aandeel van een openbaar lichaam als bedoeld in het eerste lid, in de individuele referentiewaarde voor het EMU-saldo aan de deelnemende decentrale overheden.
3.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stellen in overeenstemming met Onze Minister van Financiën de individuele referentiewaarden voor de decentrale overheden vast.