Einde inhoudsopgave
Wet houdbare overheidsfinanciën
Artikel 7 Doorberekening van EU-sanctie aan decentrale overheden
Geldend
Geldend vanaf 14-12-2013
- Bronpublicatie:
11-12-2013, Stb. 2013, 531 (uitgifte: 13-12-2013, kamerstukken: 33416)
- Inwerkingtreding
14-12-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2013, Stb. 2013, 531 (uitgifte: 13-12-2013, kamerstukken: 33416)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Algemeen
1.
Dit artikel is van toepassing als:
- a.
Nederland op grond van de Europese regelgeving inzake de EMU-saldo- en de EMU-schuld-normering een boete wordt opgelegd of wordt verplicht tot het in depot plaatsen van een bedrag, en
- b.
het collectieve aandeel van de decentrale overheden in het EMU-saldo meer bedraagt dan het in artikel 3, zesde lid, bedoelde collectieve aandeel in het EMU-saldo, indien het saldo kleiner dan nul is.
2.
Na bestuurlijk overleg wordt bij een wet tot vaststelling of tot wijziging van de begrotingsstaat van het provinciefonds, van het gemeentefonds dan wel van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu vastgesteld welk deel van de boete dan wel van de rentedervingskosten van de in het eerste lid bedoelde sancties wordt toegerekend aan de provincies gezamenlijk, de gemeenten gezamenlijk, dan wel de waterschappen gezamenlijk.
Bij de toerekening wordt in ieder geval gelet op hoogte en de duur van het EMU-tekort van Nederland en op de mate en de duur van de overschrijding van de in artikel 3, zesde lid, bedoelde collectieve aandelen.
3.
De boete dan wel de rentedervingskosten voor de provincies gezamenlijk onderscheidenlijk de gemeenten gezamenlijk worden ten laste gebracht van de algemene uitkering van het provinciefonds respectievelijk het gemeentefonds. Voor de waterschappen wordt de boete dan wel worden de rentedervingskosten ten laste gebracht van de individuele waterschappen.
4.
Onze betrokken Ministers, kunnen, na bestuurlijk overleg, besluiten een in het eerste lid bedoelde boete geheel of gedeeltelijk toe te rekenen aan een provincie, een gemeente of een waterschap.
5.
Het toegerekende deel van de in het vierde lid bedoelde boete, wordt in mindering gebracht op de uitkering waar de desbetreffende provincie dan wel gemeente op grond van de Financiële-verhoudingswet aanspraak op heeft, dan wel ten laste gebracht van het desbetreffende waterschap.