Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 6:6:13 [Procedure bij TBS'er die voorwaarden niet naleeft]
Geldend
Geldend vanaf 25-07-2020
- Bronpublicatie:
24-06-2020, Stb. 2020, 225 (uitgifte: 03-07-2020, kamerstukken: 35436)
- Inwerkingtreding
25-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-07-2020, Stb. 2020, 286 (uitgifte: 24-07-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
1.
Voor de beslissingen bedoeld in de artikelen 6:6:11 en 6:6:12 vindt het onderzoek van de zaak door de rechter zo spoedig mogelijk plaats, doch in elk geval binnen twee maanden na ontvangst van de vordering dan wel de conclusie van het openbaar ministerie. Voor de beslissingen als bedoeld in artikel 6:6:10, eerste lid, onder d, e en f, en derde lid, of bij een bevel tot voorlopige verpleging dan wel een bevel tot voorlopige hervatting van de verpleging, vindt het onderzoek in elk geval plaats binnen een maand na ontvangst van de vordering.
2.
De rechter kan indien hij ernstig gevaar voor de geestelijke gezondheid van de ter beschikking gestelde vreest, bepalen dat het inzien van geneeskundige en psychologische rapporten de ter beschikking gestelde persoonlijk niet is toegestaan. De ter beschikking gestelde kan een reclasseringsmedewerker, arts of advocaat, dan wel iemand die van de rechter bijzondere toestemming heeft verkregen, machtigen om die rapporten in te zien.
3.
De rechter hoort de ter beschikking gestelde en zijn raadsman, alvorens te beslissen. Indien de ter beschikking gestelde niet in staat is voor het onderzoek te verschijnen, zal een van de rechters vergezeld door de griffier hem op zijn verblijfplaats horen. Indien de ter beschikking gestelde zich ophoudt in een ander arrondissement, kan de rechter het gehoor overdragen aan een rechter in dat arrondissement.
4.
Indien zich na de indiening van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de rechter niet binnen een redelijke termijn kan voldoen aan de voorgeschreven hoorplicht, wordt op de vordering tot verlenging besloten binnen twee maanden nadat het beletsel om aan de hoorplicht te voldoen, is weggevallen.
5.
Indien de rechter in geval van verlenging van de terbeschikkingstelling voorwaardelijke beëindiging van de verpleging overweegt en hij het voor de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk acht zich nader te doen voorlichten omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de ter beschikking gestelde in het maatschappelijk verkeer zou kunnen geschieden, kan hij met gelijktijdige verlenging van de verpleging zijn beslissing voor ten hoogste drie maanden aanhouden.
6.
Indien de rechter toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg overweegt en hij het voor de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk acht zich nader te doen voorlichten omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de ter beschikking gestelde in het maatschappelijk verkeer zou geschieden, kan hij zijn beslissing voor ten hoogste drie maanden aanhouden.