Einde inhoudsopgave
Wet houdbare overheidsfinanciën
Artikel 1 Definities
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
22-03-2017, Stb. 2017, 139 (uitgifte: 07-04-2017, kamerstukken: 34426)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-05-2017, Stb. 2017, 253 (uitgifte: 19-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Algemeen
In deze wet wordt verstaan onder:
Begrotingsbeleid: de algemene gedragslijnen met betrekking tot de voorbereiding, de vaststelling, de uitvoering en de wijziging van de begrotingen van uitgaven en ontvangsten van de collectieve sector in meerjarig perspectief.
Bestuurlijk overleg: het overleg van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Financiën, als beheerders van het gemeente- en het provinciefonds, met de instanties die representatief kunnen worden geacht voor de desbetreffende decentrale overheden, welk overleg zo nodig kan worden uitgebreid met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu en de instantie die representatief kan worden geacht voor de waterschappen.
CBS: het Centraal Bureau voor de Statistiek.
CPB: het Centraal Planbureau.
Collectieve sector: het organisatorische geheel van:
- a.
de rijksdienst;
- b.
de sociale fondsen;
- c.
de decentrale overheden, en
- d.
de overige rechtspersonen met een wettelijke taak.
Decentrale overheden: provincies, gemeenten en waterschappen.
EMU-saldo: het saldo van de ontvangsten en de uitgaven van de collectieve sector in een jaar, zijnde het nettofinancieringssaldo van de collectieve sector, berekend overeenkomstig de voorschriften van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie.
EMU-tekort: een negatief EMU-saldo.
EMU-schuld: de stand per 31 december van een jaar van de schulden van de collectieve sector, berekend overeenkomstig de voorschriften van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie.
Individuele referentiewaarde: de waarde van het voor een individuele gemeente, provincie en waterschap geldende aandeel in het EMU-saldo.
Meerjarencijfers: de ramingen van de uitgaven en de ontvangsten van de vier op het begrotingsjaar aansluitende jaren, bedoeld in artikel 2.23, vierde lid, onder c, van de Comptabiliteitswet 2016.
MTO voor het structureel EMU-saldo: de middellangetermijndoelstelling voor het structureel EMU-saldo van de lidstaat Nederland.
Overige rechtspersonen met een wettelijke taak: de rechtspersonen die een bij of krachtens de wet geregelde taak uitoefenen en daartoe geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit de opbrengst van een bij of krachtens de wet ingestelde heffing met uitzondering van de decentrale overheden en de sociale fondsen.
Rijksdienst: het organisatorische geheel van de ministeries en de andere staatsorganen waarvan de uitgaven en de ontvangsten worden opgenomen in de Rijksbegroting.
Sociale fondsen: de fondsen die in het kader van het begrotingsbeleid gerekend worden tot de budgetdisciplinesectoren Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en Zorg.
Structureel EMU-saldo: het EMU-saldo, gecorrigeerd overeenkomstig de EU-methode voor conjunctuurschommelingen en voor eenmalige en tijdelijke maatregelen.