Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/399 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)
Artikel 10 Gescheiden doorgangen en bewegwijzering
Geldend
Geldend vanaf 29-12-2017
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf de datum waarop het EES in werking moet treden, zoals bepaald door de Commissie overeenkomstig art. 66 van Verordening (EU) 2017/2226. In afwijking hiervan is deze wijziging vanaf de datum van hun aansluiting op het EES overeenkomstig artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226, van toepassing op de in artikel 66, lid 3, van die verordening bedoelde lidstaten die het EES nog niet gebruiken. In afwachting van hun aansluiting op het EES zijn op deze lidstaten de overgangsbepalingen inzake afstempeling van reisdocumenten van toepassing die zijn vastgelegd in artikel 42 bis van Verordening (EU) 2016/399.
- Bronpublicatie:
30-11-2017, PbEU 2017, L 327 (uitgifte: 09-12-2017, regelingnummer: 2017/2225)
- Inwerkingtreding
29-12-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2017, PbEU 2017, L 327 (uitgifte: 09-12-2017, regelingnummer: 2017/2225)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
1.
De lidstaten voorzien met name aan de luchtgrensdoorlaatposten in gescheiden doorgangen voor de uitvoering van de controles op personen overeenkomstig artikel 8. Deze doorgangen worden van elkaar onderscheiden door middel van de bewegwijzering als bedoeld in bijlage III.
De lidstaten kunnen in gescheiden doorgangen voorzien aan hun zee- en landgrensdoorlaatposten en aan de grenzen tussen de lidstaten die artikel 22 aan hun gemeenschappelijke grenzen niet toepassen. Indien de lidstaten aan die grenzen in gescheiden doorgangen voorzien, wordt de in bijlage III vermelde bewegwijzering gebruikt.
De lidstaten zorgen ervoor dat deze doorgangen duidelijk zijn aangegeven, ook wanneer de regels inzake het gebruik van de verschillende doorgangen worden opgeschort als bedoeld in lid 4, opdat het grensoverschrijdend personenverkeer optimaal kan verlopen.
2.
Personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, hebben het recht de doorgangen te gebruiken die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel A (‘EU, EER, CH’). Zij mogen ook de doorgangen gebruiken die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B1 (‘niet-visumplichtig’), en deel B2 (‘alle paspoorten’).
Onderdanen van derde landen die op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten niet in het bezit van een visum hoeven te zijn en onderdanen van derde landen die houder zijn van een geldige verblijfsvergunning of een geldig visum voor verblijf van langere duur, mogen de doorgangen gebruiken die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B1 (‘niet-visumplichtig’), bij deze verordening. Zij mogen ook de doorgangen gebruiken die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B2 (‘alle paspoorten’), bij deze verordening.
Alle andere personen gebruiken de doorgangen die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B2 (‘alle paspoorten’).
De aanduidingen op de in de eerste, tweede en derde alinea bedoelde borden kunnen worden gesteld in de taal of de talen die elke lidstaat geschikt acht.
Het voorzien in gescheiden doorgangen die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B1 (‘niet-visumplichtig’), is facultatief. De lidstaten besluiten op basis van de praktische behoeften of en bij welke grensdoorlaatposten zij dit doen.
3.
Aan de zee- en landgrensdoorlaatposten kunnen de lidstaten het voertuigenverkeer scheiden in aparte rijstroken voor lichte of voor zware voertuigen dan wel voor autobussen, door gebruik te maken van de borden die zijn weergegeven in bijlage III, deel C.
De lidstaten kunnen de aanduidingen op die borden zo nodig aanpassen aan de lokale omstandigheden.
3 bis.
Indien de lidstaten besluiten gebruik te maken van e-gates, zelfbedieningssystemen of geautomatiseerde grenscontrolesystemen, gebruiken zij de in bijlage III, deel D, bedoelde borden om de desbetreffende doorgangen aan te duiden.
3 ter.
Indien de lidstaten besluiten een nationaal faciliteringsprogramma op te zetten overeenkomstig artikel 8 quinquies, kunnen zij besluiten om voor de onder dat nationaal faciliteringsprogramma vallende onderdanen van derde landen specifieke doorgangen te gebruiken. Zij gebruiken de in bijlage III, deel E, bedoelde borden om de desbetreffende doorgangen aan te duiden.
4.
Wanneer de verkeersstromen aan een bepaalde grensdoorlaatpost tijdelijk verstoord zijn, kunnen de bevoegde autoriteiten de regels inzake het gebruik van de verschillende doorgangen opschorten zolang de normale situatie niet is hersteld.