Einde inhoudsopgave
Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie
Artikel 20 [Bemiddeling]
Geldend
Geldend vanaf 01-10-1998
- Redactionele toelichting
De wijziging betreffende het vierde lid met betrekking tot het toevoegen van 'met het oog op adoptie' na het woord 'kind' kan niet worden doorgevoerd.
- Bronpublicatie:
14-05-1998, Stb. 1998, 302 (uitgifte: 02-06-1998, kamerstukken: 24811)
- Inwerkingtreding
01-10-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-07-1998, Stb. 1998, 475 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
1.
De vergunninghouder bemiddelt inzake de opneming van een buitenlands kind uitsluitend ten behoeve van de aspirant-adoptiefouders die beschikken over een geldige beginseltoestemming overeenkomstig het in die beginseltoestemming bepaalde.
2.
De vergunninghouder bemiddelt niet inzake de opneming van een buitenlands kind buiten Nederland.
3.
De vergunninghouder betaalt geen onevenredig hoge vergoedingen voor in verband met zijn bemiddeling verrichte diensten.
4.
De vergunninghouder knoopt geen betrekkingen aan met instellingen of organisaties in het buitenland die reeds met andere vergunninghouders betrekkingen onderhouden met het oog op bemiddeling inzake de opneming van buitenlandse kinderen.
5.
Onze Minister stelt regels met betrekking tot de gegevens die door de vergunninghouder in verband met het toezicht op de naleving van het bepaalde in het derde en vierde lid van dit artikel moeten worden verstrekt betreffende zijn betrekkingen met instanties in het buitenland.