Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 2532/98 met betrekking tot de bevoegdheid van de ECB om sancties op te leggen
Artikel 4 quater Specifieke termijnen voor sancties die zijn opgelegd door de ECB in de uitoefening van haar toezichttaken
Geldend
Geldend vanaf 04-02-2015
- Bronpublicatie:
27-01-2015, PbEU 2015, L 27 (uitgifte: 03-02-2015, regelingnummer: 2015/159)
- Inwerkingtreding
04-02-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-01-2015, PbEU 2015, L 27 (uitgifte: 03-02-2015, regelingnummer: 2015/159)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
In afwijking van artikel 4 vervalt het recht tot het nemen van een besluit tot oplegging van een sanctie in het geval van schending van een ECB-besluit of -verordening op het gebied van toezicht, vijf jaar nadat de niet-naleving zich heeft voorgedaan of, in een geval van voortdurende niet-naleving, vijf jaar nadat de niet-naleving eindigde.
2.
Acties die door de ECB worden ondernomen in het kader van het onderzoek van of procedures met betrekking tot niet-naleving hebben als gevolg dat de in lid 1 bedoelde termijn wordt gestuit. De verjaringstermijn wordt gestuit met ingang van de datum waarop de betreffende onderneming in kennis wordt gesteld van de maatregel. Iedere stuiting zorgt ervoor dat de termijn opnieuw aanvangt. De termijn is echter niet langer dan een periode van 10 jaar nadat de niet-naleving zich voordeed of, in een geval van voortdurende niet-naleving, 10 jaar nadat de niet-naleving eindigde.
3.
De in de voorgaande leden beschreven termijnen kunnen verlengd worden indien:
- a)
een besluit van de Raad van bestuur onderworpen is aan toetsing door de Administratieve Raad voor Toetsing of onderwerp is van een beroepsprocedure bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, of
- b)
een strafrechtelijke procedure aanhangig is tegen de betreffende onderneming met betrekking tot dezelfde feiten. In dat geval worden de in de vorige leden beschreven termijnen verlengd met een periode die benodigd is voor de toetsing van het besluit door de Administratieve Raad voor Toetsing of het Hof van Justitie of totdat de strafrechtelijke procedure tegen de betreffende onderneming is beëindigd.
4.
Het recht van de ECB tot handhaving van een besluit tot oplegging van een sanctie verjaart vijf jaar nadat een dergelijk besluit is vastgesteld. Een handeling van de ECB die bedoeld is om betaling af te dwingen of ter handhaving van betalingstermijnen en -voorwaarden op basis van de opgelegde sanctie heeft als gevolg dat de verjaringstermijn voor de handhaving van de sancties wordt gestuit.
5.
De verjaringstermijn voor de handhaving van sancties wordt opgeschort:
- a)
totdat de uiterste termijn voor betaling van de opgelegde sanctie is verstreken;
- b)
indien handhaving van betaling van de opgelegde sanctie is opgeschort als gevolg van een besluit van de Raad van bestuur of van het Hof van Justitie.