Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 2532/98 met betrekking tot de bevoegdheid van de ECB om sancties op te leggen
Artikel 3 Procedurele regels
Geldend
Geldend vanaf 04-02-2015
- Bronpublicatie:
27-01-2015, PbEU 2015, L 27 (uitgifte: 03-02-2015, regelingnummer: 2015/159)
- Inwerkingtreding
04-02-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-01-2015, PbEU 2015, L 27 (uitgifte: 03-02-2015, regelingnummer: 2015/159)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Het besluit van de directie van de ECB een niet-nalevingsprocedure in te stellen wordt ofwel op eigen initiatief genomen ofwel op basis van een motie daartoe die bij de ECB is ingediend door de bevoegde nationale centrale bank van de lidstaat in wiens rechtsgebied de vermeende niet-naleving zich heeft voorgedaan.
Van het besluit een niet-nalevingsprocedure in te stellen wordt schriftelijk kennis gegeven aan de betrokken onderneming, de betrokken toezichthoudende instantie en de bevoegde nationale centrale bank van de lidstaat in wiens rechtsgebied de vermeende niet-naleving zich heeft voorgedaan of de ECB. Deze kennisgeving bevat een precieze omschrijving van de beweringen tegen de onderneming en het bewijs waarop deze beweringen zijn gebaseerd. In voorkomend geval wordt de onderneming in het besluit gesommeerd de vermeende niet-naleving te beëindigen en wordt haar meegedeeld dat dwangsommen kunnen worden opgelegd.
2.
Het in lid 1 bedoelde besluit kan vereisen dat de onderneming zich onderwerpt aan een niet-nalevingsprocedure. Bij het uitvoeren van de niet-nalevingsprocedure heeft de ECB, respectievelijk de nationale centrale bank, het recht:
- a)
de overlegging van documenten te vorderen;
- b)
de boeken en registers van de onderneming te inspecteren;
- c)
kopieën en uittreksels van die boeken en registers te maken, en
- d)
schriftelijke of mondelinge toelichting in te winnen.
Indien een onderneming de uitvoering van een niet-nalevingsprocedure belemmert, verleent de deelnemende lidstaat waar de desbetreffende bedrijfsruimten zijn gesitueerd, de nodige assistentie, inclusief het verzekeren van toegang voor de ECB of de nationale centrale bank tot de bedrijfsruimten van de onderneming, zodat bovengenoemde rechten kunnen worden uitgeoefend.
3.
De betrokken onderneming heeft het recht om door de ECB, respectievelijk door de nationale centrale bank gehoord te worden. De onderneming heeft ten minste dertig dagen de tijd om verweer in te dienen.
4.
De directie van de ECB neemt, zodra een nationale centrale bank een verzoek heeft ingediend waardoor een niet-nalevingsprocedure wordt ingeleid, of na overleg met de nationale centrale bank van de lidstaat in wiens rechtsgebied het vermeende geval van niet-naleving zich heeft voorgedaan, zo snel mogelijk een met redenen omkleed besluit omtrent de vraag of een onderneming zich aan niet-naleving schuldig heeft gemaakt, en bepaalt daarbij de eventueel op te leggen sanctie.
5.
De betrokken onderneming wordt schriftelijk kennis gegeven van het besluit en wordt geïnformeerd over het recht op toetsing. De betrokken toezichthoudende instanties en de nationale centrale bank van de lidstaat in wiens rechtsgebied het geval van niet-naleving zich heeft voorgedaan, worden eveneens in kennis gesteld van het besluit.
6.
De betrokken onderneming heeft het recht om toetsing van het besluit van de directie te verzoeken door de Raad van bestuur van de ECB. Een dergelijk verzoek dient binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van het besluit te worden gedaan en dient alle informatie en argumenten ter staving te bevatten. Het dient schriftelijk aan de Raad van bestuur van de ECB gericht te worden.
7.
Een besluit van de Raad van bestuur van de ECB in antwoord op een verzoek krachtens lid 6 dient de redenen voor het besluit te bevatten. De betrokken onderneming, de instantie belast met het toezicht op die onderneming, en de nationale centrale bank van de lidstaat in wiens rechtsgebied het geval van niet-naleving zich heeft voorgedaan, worden hiervan schriftelijk in kennis gesteld. In de kennisgeving wordt de onderneming ervan in kennis gesteld dat beroep op de rechter openstaat. Indien de Raad van bestuur binnen twee maanden na indiening van het verzoek geen besluit heeft genomen, kan de betrokken onderneming overeenkomstig het Verdrag om rechterlijke toetsing van het besluit van de directie verzoeken.
8.
Tegen de onderneming zullen geen sancties worden genomen totdat het besluit definitief is geworden, ofwel doordat:
- a)
de periode van dertig dagen vermeld in lid 6 is verstreken zonder dat de onderneming een verzoek om toetsing door de Raad van bestuur van de ECB heeft ingediend; ofwel doordat
- b)
de Raad van bestuur de onderneming in kennis heeft gesteld van zijn beslissing, of de in lid 7 genoemde periode is verstreken zonder dat de Raad van bestuur een beslissing heeft genomen.
9.
De opbrengst van sancties die door de ECB zijn opgelegd, komt aan de ECB toe.
10.
Als de niet-naleving uitsluitend verband houdt met een krachtens de statuten en het Verdrag aan het ESCB of de ECB opgedragen taak, kan een niet-nalevingsprocedure alleen op grond van deze verordening worden ingeleid, ongeacht eventuele bestaande nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die voorzien in een aparte procedure. Als de niet-naleving tevens verband houdt met een of meer gebieden die buiten de bevoegdheid van het ESCB of de ECB vallen, bestaat het recht om een niet-nalevingsprocedure krachtens deze verordening in te leiden ongeacht enig recht van een bevoegde nationale instantie om andere procedures in te leiden in verband met deze buiten de bevoegdheid van het ESCB of de ECB vallende gebieden. Deze bepaling geldt onverminderd de toepassing van het strafrecht en de bevoegdheden op het gebied van bedrijfseconomisch toezicht in de deelnemende lidstaten, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1024/2013.
11.
De kosten van de niet-nalevingsprocedure komen voor rekening van de onderneming, indien is besloten dat deze in gebreke is gebleven bij het nakomen van haar verplichtingen.