Einde inhoudsopgave
Beleidsbesluit doorschuiffaciliteit einde belastingplicht FGR
5.1 Voorwaarde 1: Vermogen dat verdwijnt of het bereik van de vennootschapsbelasting verlaat
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 32430 (uitgifte: 21-12-2023, regelingnummer: 2023-255882)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 32430 (uitgifte: 21-12-2023, regelingnummer: 2023-255882)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Belastingplichtige
Als vermogen door de overdracht ophoudt te bestaan, of het bereik van de vennootschapsbelasting verlaat, kan de vennootschapsbelasting niet worden doorgeschoven en is latere heffing niet verzekerd. De faciliteit is dan alleen mogelijk door toepassing van artikel V, tweede lid, Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling. Voorwaarde 1 verzekert in dat geval de heffing door te verplichten tot belaste herwaardering van het deel van het vermogen waarop de belastingclaim met de overdracht vervalt. In de voorwaarde worden ook nog enkele bijzondere situaties geregeld. Hierna volgt een toelichting op de werking van deze voorwaarde.
Overdracht aan een gedeeltelijk belastingplichtig lichaam
Claimverlies doet zich voor als het vermogen niet juridisch verdwijnt, maar bij de verkrijgende deelgerechtigde niet is onderworpen aan Nederlandse vennootschapsbelasting. Ook in die situatie eist daarom voorwaarde 1 dat over dat deel van het vermogen wordt afgerekend.
Artikel 13c Wet Vpb 1969
In het tweede lid van voorwaarde 1 wordt verwezen naar artikel 13c Wet Vpb 1969. Ook voorwaarde 3 ziet op artikel 13c Wet Vpb 1969. Voor beide verwijzingen en de toelichting daarop geldt dat wordt bedoeld de in artikel 33b, vijfde lid, Wet Vpb 1969 opgenomen overgangsregeling, op grond waarvan de wettekst zoals deze luidde op 31 december 2011 van toepassing blijft op – kort gezegd – dan bestaande 13c-situaties.