Einde inhoudsopgave
Besluit geruisloze terugkeer (art. 14c Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
3.4.2 Gedeeltelijke staking na geruisloze terugkeer
Geldend
Geldend vanaf 10-11-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 02-10-2018
- Bronpublicatie:
02-10-2018, Stcrt. 2018, 62988 (uitgifte: 09-11-2018, regelingnummer: 2018/99281)
- Inwerkingtreding
10-11-2018, terugwerkend tot: 02-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-10-2018, Stcrt. 2018, 62988 (uitgifte: 09-11-2018, regelingnummer: 2018/99281)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Geruisloze terugkeer
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Inkomstenbelasting / Winst
Een gedeeltelijke staking na toepassing van de faciliteit van de geruisloze terugkeer, belemmert niet de toepassing van deze faciliteit. Voor de toepassing van de regeling van de geruisloze omzetting – de tegenhanger van de geruisloze terugkeer – heeft de Hoge Raad op 12 december 2003 twee arresten gewezen (ECLI:NL:HR:2003:BI8115 en ECLI:NL:HR:2003:AF8535). Hierin is beslist dat geruisloze omzetting is toegestaan ook al worden in samenhang met de inbreng wijzigingen in de aard of de omvang van de ondernemingsactiviteiten aangebracht. Wel dient na die wijzigingen ook ten aanzien van de naamloze of besloten vennootschap waarin de activiteiten worden ingebracht nog sprake te zijn van een voor rekening van die vennootschap gedreven onderneming.
De regeling van de geruisloze terugkeer is blijkens de parlementaire behandeling de tegenhanger van de regeling van de geruisloze omzetting (artikel 3.65 Wet IB 2001). Beide faciliteiten beogen de rechtsvormwijziging van een onderneming, met de intentie van een voortzetting in de gewijzigde rechtsvorm, zo min mogelijk fiscaal te belemmeren. Op basis van een analoge toepassing van genoemde arresten is een gedeeltelijke staking na toepassing van de regeling van de geruisloze terugkeer – bijvoorbeeld als gevolg van de toetreding van een derde – toegestaan, mits hetgeen de aandeelhouder na de wijziging van de omvang van de onderneming voortzet, een onderneming is in de zin van de Wet IB 2001. Evenals bij de geruisloze omzetting geldt ook voor deze regeling dat de overdracht van de onderneming van de vennootschap in de zin van artikel 14c Wet Vpb geen onderdeel mag uitmaken van een geheel van rechtshandelingen gericht op de overdracht of liquidatie van die onderneming.
Het relevante toetsingsmoment voor de beoordeling of de intentie bestaat de gehele onderneming over te dragen of te staken, is het tijdstip van civielrechtelijke overdracht van de onderneming. De feitelijke beoordeling of er op dat tijdstip sprake is van een bovenbedoeld samenstel van rechtshandelingen is aan de bevoegde inspecteur.