Einde inhoudsopgave
Mededingingswet
Artikel 89gc [Invordering geldboete of dwangsom]
Geldend
Geldend vanaf 18-02-2021
- Bronpublicatie:
11-11-2020, Stb. 2021, 9 (uitgifte: 14-01-2021, kamerstukken: 35467)
- Inwerkingtreding
18-02-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-02-2021, Stb. 2021, 74 (uitgifte: 17-02-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
1.
De Autoriteit Consument en Markt legt na een daartoe strekkend verzoek van een mededingingsautoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie een definitief besluit tot oplegging van een geldboete als bedoeld in artikel 13 van richtlijn (EU) 2019/1 of een besluit tot oplegging van een dwangsom als bedoeld in artikel 16 van richtlijn (EU) 2019/1 ten uitvoer, voor zover die mededingingsautoriteit na redelijke inspanningen op haar eigen grondgebied te hebben geleverd, heeft vastgesteld dat de onderneming of ondernemersvereniging jegens welke de geldboete of dwangsom invorderbaar is, in de lidstaat van die mededingingsautoriteit niet over voldoende activa beschikt om invordering van de geldboete of dwangsom mogelijk te maken.
2.
In gevallen anders dan bedoeld in het eerste lid, kan de Autoriteit Consument en Markt na een daartoe strekkend verzoek van een mededingingsautoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie een definitief besluit tot oplegging van een geldboete als bedoeld in artikel 13 van richtlijn (EU) 2019/1 of een besluit tot oplegging van een dwangsom als bedoeld in artikel 16 van richtlijn (EU) 2019/1 ten uitvoer leggen.
3.
Afdeling 4.4.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
4.
De verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt bepaald overeenkomstig artikel 26, vierde lid, van richtlijn (EU) 2019/1.