Einde inhoudsopgave
Besluit activiteiten leefomgeving
Artikel 4.1338 (toepassingsbereik)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Deze paragraaf is van toepassing op het exploiteren van een stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten minste 1 MW, met uitzondering van:
- a.
stookinstallaties waarop paragraaf 4.3, 4.4, 4.7 of 4.126 van toepassing is;
- b.
stookinstallaties waar de gasvormige producten van het stookproces worden gebruikt voor het direct verwarmen, drogen of anderzijds behandelen van voorwerpen of materialen;
- c.
stookinstallaties waar de gasvormige producten van het stookproces worden gebruikt voor het direct verwarmen met gas van binnenruimten om de omstandigheden op de arbeidsplaats te verbeteren;
- d.
technische voorzieningen voor de zuivering van afgassen door verbranding die niet als autonome stookinstallatie worden geëxploiteerd;
- e.
technische voorzieningen die bij de voortstuwing van een voertuig, schip of vliegtuig worden gebruikt;
- f.
het regenereren van katalysatoren voor het katalytisch kraakproces;
- g.
het omzetten van zwavelwaterstof in zwavel;
- h.
in de chemische industrie gebruikte reactoren;
- i.
cokesovens;
- j.
windverhitters van hoogovens;
- k.
crematoria;
- l.
stookinstallaties die raffinaderijbrandstof eventueel gemengd met andere brandstof gebruiken voor het opwekken van energie binnen olieraffinaderijen en gasraffinaderijen;
- m.
terugwinningsinstallaties in installaties voor de productie van pulp; of
- n.
stookinstallaties die volgens een eerder verleende omgevingsvergunning worden gebruikt voor het onderzoeken, beproeven of demonstreren van experimentele verbrandingstechnieken of van technieken om de emissie van zwaveldioxide, stikstofoxiden of totaal stof te verminderen.
2.
Voor de toepassing van deze paragraaf worden twee of meer stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten minste 1 MW als één stookinstallatie aangemerkt en worden de nominale thermische ingangsvermogens opgeteld als:
- a.
de afgassen van die stookinstallaties via één schoorsteen worden afgevoerd; of
- b.
het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift heeft vastgesteld dat de afgassen van die stookinstallatie op technisch en economisch aanvaardbare wijze via een gemeenschappelijke schoorsteen kunnen worden afgevoerd en het bevoegd gezag in dat maatwerkvoorschrift heeft vastgesteld welke stookinstallaties deel uitmaken van het samenstel van stookinstallaties.
3.
In deze paragraaf wordt onder ketel verstaan: stookinstallatie waarbij de opgewekte warmte wordt overgedragen aan water, stoom of een combinatie daarvan.