Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2016/798 inzake veiligheid op het spoor
Artikel 15 Afwijkingen van het systeem voor de certificering van met onderhoud belaste entiteiten
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2016
- Bronpublicatie:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/798)
- Inwerkingtreding
15-06-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/798)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
Vervoersrecht / Europees vervoersrecht
1.
In de volgende gevallen mogen de lidstaten voor het bij artikel 14 ingestelde onderhoudssysteem aan de hand van alternatieve maatregelen voldoen aan de verplichting om de met het onderhoud belaste entiteit aan te wijzen:
- a)
voertuigen die in een derde land geregistreerd zijn en die worden onderhouden overeenkomstig de recht van dat land;
- b)
voertuigen die gebruikt worden op netwerken of spoorweglijnen waarvan de spoorbreedte verschilt van die van het hoofdspoorwegnetwerk binnen de Unie en waarvoor aan de in artikel 14, lid 2, genoemde voorschriften wordt voldaan door middel van internationale overeenkomsten met derde landen;
- c)
goederenwagons en reizigersrijtuigen waarvan het gebruik wordt gedeeld met derde landen met een andere spoorbreedte dan die van het hoofdspoorwegnetwerk binnen de Unie;
- d)
op de in artikel 2, lid 3, bedoelde netwerken gebruikte voertuigen, en militair materieel en bijzonder transport waarvoor de nationale veiligheidsinstantie vóór de ingebruikname een ad-hocvergunning moet verlenen. In dit geval worden voor perioden van maximaal vijf jaar afwijkingen toegestaan.
2.
De in lid 1 bedoelde alternatieve maatregelen worden toegepast door middel van door de relevante nationale veiligheidsinstantie of door het Bureau te verlenen afwijkingen:
- a)
bij de registratie van voertuigen krachtens artikel 47 van Richtlijn (EU) 2016/797 voor wat de aanwijzing van de met het onderhoud belaste entiteit betreft;
- b)
bij de afgifte van unieke veiligheidscertificaten en veiligheidsvergunningen aan spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders krachtens artikel 10 en artikel 12 van deze richtlijn, voor wat de aanwijzing of certificering van de met het onderhoud belaste entiteit betreft.
3.
Dergelijke afwijkingen worden kenbaar gemaakt en gerechtvaardigd in het in artikel 19 bedoelde jaarlijkse veiligheidsrapport. Indien blijkt dat er op het spoorwegsysteem in de Unie ongepaste veiligheidsrisico's worden genomen, brengt het Bureau de Commissie hiervan onmiddellijk op de hoogte. De Commissie neemt dan contact op met de betrokken partijen en verzoekt de betrokken lidstaat eventueel om zijn beslissing tot afwijking te herroepen.