Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2016/798 inzake veiligheid op het spoor
Artikel 14 Onderhoud van voertuigen
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2016
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2022, L227).
- Bronpublicatie:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/798)
- Inwerkingtreding
15-06-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/798)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
Vervoersrecht / Europees vervoersrecht
1.
Elk voertuig krijgt, voordat het op het netwerk wordt gebruikt, een met het onderhoud belaste entiteit toegewezen die overeenkomstig artikel 47 van Richtlijn (EU) 2016/797 in het voertuigenregister wordt geregistreerd.
2.
Onverminderd de verantwoordelijkheid van de spoorwegondernemingen en de infrastructuurbeheerders voor de veilige exploitatie van een trein als bepaald in artikel 4, zorgt de met het onderhoud belaste entiteit ervoor dat de voertuigen waarvan zij het onderhoud dient te verrichten, in veilige staat zijn. Met dat doel zet de met het onderhoud belaste entiteit een onderhoudssysteem voor die voertuigen op en doet zij het volgende door middel van dat systeem:
- a)
zij ziet erop toe dat de voertuigen worden onderhouden in overeenstemming met het onderhoudsdossier van ieder voertuig en de geldende voorschriften, met inbegrip van onderhoudsvoorschriften en de desbetreffende TSI-bepalingen;
- b)
zij geeft, voor zover nodig in samenwerking met andere actoren, uitvoering aan de nodige in de GVM's opgenomen risico-evaluatie- en risicobeoordelingsmethoden, als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a);
- c)
zij ziet erop toe dat hun aannemers risicobeheersingsmaatregelen treffen door toepassing van de gemeenschappelijke veiligheidsmethoden en van de daarin vastgestelde monitoringprocessen overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c), en dat dit wordt vastgelegd in contractuele regelingen waarin op verzoek van het Bureau of van de nationale veiligheidsinstantie inzage wordt gegeven;
- d)
zij waarborgt de traceerbaarheid van de onderhoudsactiviteiten.
3.
Het onderhoudssysteem omvat de volgende functies:
- a)
een functie beheer om toezicht te houden op de onder b) en d) bedoelde onderhoudsfuncties en deze te coördineren om alsook om de veilige staat van het voertuig binnen het spoorwegsysteem te garanderen;
- b)
een functie ontwikkeling van onderhoud die zorgt voor het beheer van de onderhoudsdocumenten, met inbegrip van het configuratiebeheer, op basis van operationele en ontwerpgegevens en van de prestaties en lering uit de praktijk;
- c)
een functie onderhoudsbeheer van de vloot om ervoor te zorgen dat voertuigen voor onderhoud uit exploitatie worden genomen en na onderhoud opnieuw in de exploitatie terugkeren;
- d)
een functie onderhoudsuitvoering om ervoor te zorgen dat het technisch onderhoud van een voertuig of delen daarvan wordt uitgevoerd, met inbegrip van de documentatie inzake vrijgave voor exploitatie.
De met het onderhoud belaste entiteit vervult zelf de beheersfunctie maar kan de onder b) tot en met d) bedoelde onderhoudsfuncties of delen daarvan uitbesteden aan andere contractanten zoals onderhoudsbedrijven.
De met het onderhoud belaste entiteit ziet erop toe dat de onder b) tot en met d) bedoelde functies beantwoorden aan de eisen en beoordelingscriteria van bijlage III.
Onderhoudsbedrijven passen de relevante delen van bijlage III toe, zoals bepaald in de uitvoeringshandelingen die worden vastgesteld overeenkomstig lid 8, onder a), die overeenstemmen met de functies en activiteiten die moeten worden gecertificeerd.
4.
Wat goederenwagons betreft en, na de vaststelling van de in lid 8, onder b), bedoelde uitvoeringshandelingen, in geval van andere voertuigen, wordt elke met het onderhoud belaste entiteit (ECM) gecertificeerd en krijgt zij een ECM-certificaat, door een geaccrediteerde of erkende instantie of door een nationale veiligheidsinstantie, volgens de volgende voorwaarden:
- a)
de accreditatie- en de erkenningsprocedure van het certificeringsproces zijn gebaseerd op criteria inzake onafhankelijkheid, competentie en onpartijdigheid;
- b)
het certificeringsysteem staaft dat een met het onderhoud belaste entiteit het onderhoudssysteem heeft opgezet dat de veilige staat van een voertuig waarvan zij het onderhoud heeft, garandeert;
- c)
ECM-certificering op basis van een beoordeling van het vermogen van de met het onderhoud belaste entiteit om te voldoen aan de desbetreffende eisen en beoordelingscriteria van bijlage III en deze consequent toe te passen. Daarbij wordt voorzien in een toezichtsysteem om te waarborgen dat deze eisen en beoordelingscriteria ook na de toekenning van het ECM-certificaat te allen tijd worden nageleefd;
- d)
de certificering van onderhoudsbedrijven is gebaseerd op de naleving van de relevante delen van bijlage III toegepast op de overeenkomstige functies en activiteiten die moeten worden gecertificeerd.
Wanneer de met het onderhoud belaste entiteit een spoorwegonderneming of een infrastructuurbeheerder is, kan de naleving van de in de eerste alinea vastgestelde voorwaarden door de nationale veiligheidsinstantie worden gecontroleerd volgens de in artikel 10 of de in artikel 12 bedoelde procedure, en kan de naleving van deze voorschriften worden bevestigd op de volgens die procedures afgegeven certificaten.
5.
De overeenkomstig lid 4 afgegeven certificaten zijn in de hele Unie geldig.
6.
Op basis van de aanbeveling van het Bureau stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen gedetailleerde bepalingen vast inzake de in de eerste alinea van lid 4 bedoelde voorwaarden voor de certificering van de entiteit die belast is met het onderhoud van goederenwagons, met inbegrip van de voorschriften van bijlage III, volgens de relevante GVM en TSI's, en wijzigt zij deze bepalingen waar nodig.
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 28, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
Het bij Verordening (EU) nr. 445/2011 van de Commissie (1) vastgestelde certificeringssysteem voor goederenwagons blijft van toepassing tot de in dit lid bedoelde uitvoeringshandeling van toepassing is.
7.
Uiterlijk op 16 juni 2018 evalueert het Bureau het systeem voor de certificering van de met onderhoud van goederenwagons belaste entiteiten, onderzoekt het of het wenselijk is dat systeem uit te breiden tot alle voertuigen, alsmede de verplichte certificering van onderhoudsbedrijven, en dient het zijn verslag daarover in bij de Commissie.
8.
Op basis van de evaluatie door het Bureau overeenkomstig lid 7 stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen waar passend de volgende bepalingen vast, en past zij deze waar nodig vervolgens aan:
- a)
gedetailleerde bepalingen waarin wordt vastgesteld welke eisen van bijlage III van toepassing zijn op de onderhoudsfuncties die worden uitgevoerd door onderhoudsbedrijven, met inbegrip van gedetailleerde bepalingen voor de eenvormige uitvoering van de certificering van onderhoudsbedrijven, met inachtneming van de relevante GVM en TSI's;
- b)
gedetailleerde bepalingen waarin wordt vastgesteld welke eisen van bijlage III van toepassing zijn op de certificering van met het onderhoud van andere voertuigen dan goederenwagons belaste entiteiten, op basis van de technische kenmerken van deze voertuigen, met inbegrip van gedetailleerde bepalingen om voor de uniforme uitvoering te zorgen van de certificeringsvoorwaarden voor de entiteiten die belast zijn met het onderhoud van andere voertuigen dan goederenwagons, met inachtneming van de relevante GVM en TSI's.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
Voetnoten
Verordening (EU) nr. 445/2011 van de Commissie van 10 mei 2011 betreffende een systeem voor de certificering van met het onderhoud van goederenwagons belaste entiteiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 653/2007 (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 22).