Einde inhoudsopgave
Mediawet 2008
Artikel 2.152 [Verdeling budget]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
09-12-2020, Stb. 2020, 517 (uitgifte: 17-12-2020, kamerstukken: 35554)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2020, Stb. 2020, 527 (uitgifte: 17-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Media
Informatierecht / Reclame
1.
De raad van bestuur verdeelt het budget, bedoeld in artikel 2.149, eerste lid, aanhef en onder a, over de omroeporganisaties met een erkenning, bedoeld in artikel 2.23, eerste lid, zodanig dat elke omroeporganisatie een bedrag ontvangt dat gelijk is aan de som van de bedragen die worden toegerekend aan de organisaties waaruit de omroeporganisatie is samengesteld.
2.
De organisaties waaruit een omroeporganisatie kan zijn samengesteld zijn:
- a.
een samenwerkingsomroep als bedoeld in artikel 2.24a;
- b.
een omroepvereniging als bedoeld in artikel 2.24;
- c.
een omroepvereniging met een voorlopige erkenning als bedoeld in artikel 2.23, tweede lid.
3.
Bepalend voor de indeling, bedoeld in het tweede lid, is de organisatie waarvan sprake was bij aanvang van de erkenningperiode met begindatum 1 januari 2016, met dien verstande dat:
- a.
een omroepvereniging die op dat moment was vertegenwoordigd in een samenwerkingsomroep voor de indeling niet afzonderlijk in aanmerking wordt genomen; en
- b.
met een samenwerkingsomroep gelijk wordt gesteld een omroepvereniging die op 1 januari 2016 was gevormd uit twee of meer omroepverenigingen die afzonderlijk een erkenning hadden bij aanvang van de daaraan voorafgaande erkenningperiode.
4.
Voor indeling bij het tweede lid, onder c, geldt ook een voorlopige erkenning als bedoeld in artikel 2.23, tweede lid, in een erkenningperiode later dan die, bedoeld in het derde lid, maar eerder dan de erkenningperiode waarin het jaar valt waarop op de budgetverdeling betrekking heeft.
5.
De bedragen die worden toegerekend aan de organisaties, bedoeld in het tweede lid, onder respectievelijk a, b en c, verhouden zich tot elkaar als 3: 2: 1.