Einde inhoudsopgave
Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
30-06-2023, Stb. 2023, 275 (uitgifte: 01-08-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-06-2023, Stb. 2023, 275 (uitgifte: 01-08-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
1.
Indien de infrastructuur overeenkomstig artikel 7, tweede lid, overbelast is verklaard, wordt bij de verdeling van capaciteit na toepassing van artikel 8 prioriteit toegekend aan deelmarkten overeenkomstig onderstaande volgorde:
- a.
internationaal openbaar vervoer, alsmede internationaal hogesnelheidspersonenvervoer, waarvoor een concessie is verleend krachtens artikel 20, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000;
- b.
stadsgewestelijk openbaar vervoer waarvoor een concessie is verleend krachtens artikel 20, eerste of vierde lid, van de Wet personenvervoer 2000;
- c.
nationaal openbaar vervoer waarvoor een concessie is verleend krachtens artikel 20, eerste of vierde lid, van de Wet personenvervoer 2000;
- d.
internationaal openbaar vervoer, met uitzondering van vervoer per nachttrein;
- e.
nationaal hogesnelheidspersonenvervoer waarvoor een concessie is verleend krachtens artikel 20, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000;
- f.
internationaal hogesnelheidspersonenvervoer;
- g.
streekgewestelijk openbaar vervoer waarvoor een concessie is verleend krachtens artikel 20, eerste of vierde lid, van de Wet personenvervoer 2000;
- h.
stadsgewestelijk openbaar vervoer;
- i.
nationaal openbaar vervoer;
- j.
nationaal hogesnelheidspersonenvervoer;
- k.
streekgewestelijk openbaar vervoer;
- l.
standaard goederenvervoer;
- m.
overig personenvervoer;
- n.
verkeer zonder vervoersfunctie.
2.
Gerechtigden geven bij de aanvraag van capaciteit aan of er sprake is van vervoer waarvoor een concessie op grond van de Wet personenvervoer 2000 is verleend.
3.
Indien de aangevraagde capaciteit betrekking heeft op infrastructuur die op grond van artikel 7, tweede lid, overbelast is verklaard, maakt de concessiehouder die delen van de concessie waaruit blijkt dat de aangevraagde capaciteit voortvloeit uit die concessie, uiterlijk vijf werkdagen nadat de infrastructuur overbelast is verklaard, openbaar en overlegt die aan de infrastructuurbeheerder.
4.
Onverminderd het eerste lid is de beheerder bevoegd aanvullende, in de netverklaring bekendgemaakte prioriteitscriteria te hanteren.