Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2018/1972 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie
Artikel 79 Afspraakprocedure
Geldend
Geldend vanaf 20-12-2018
- Bronpublicatie:
11-12-2018, PbEU 2018, L 321 (uitgifte: 17-12-2018, regelingnummer: 2018/1972)
- Inwerkingtreding
20-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, PbEU 2018, L 321 (uitgifte: 17-12-2018, regelingnummer: 2018/1972)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Informatierecht / Europees informatierecht
Informatierecht / ICT
1.
Ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht, kunnen aan de nationale regelgevende instantie afspraken aanbieden in verband met de voor hun netwerken geldende voorwaarden voor toegang of mede-investeringen, of beide, met betrekking tot onder meer:
- a)
samenwerkingsregelingen inzake de beoordeling van passende en evenredige verplichtingen op grond van artikel 68;
- b)
mede-investeringen in netwerken met zeer hoge capaciteit op grond van artikel 76; of
- c)
doeltreffende en niet-discriminerende toegang voor derde partijen op grond van artikel 78, zowel tijdens een implementatieperiode van vrijwillige scheiding door een verticaal geïntegreerde onderneming als nadat de voorgestelde vorm van scheiding is geïmplementeerd.
Het aanbod voor afspraken is voldoende gedetailleerd, onder meer wat betreft het tijdstip en de reikwijdte van de implementatie ervan en de duur ervan, teneinde de nationale regelgevende instantie in staat te stellen haar beoordeling op grond van lid 2 van dit artikel uit te voeren. Die afspraken kunnen een langere periode bestrijken dan de in artikel 67, lid 5, bepaalde maximumperiode voor marktanalyse.
2.
Teneinde op grond van lid 1 van dit artikel door een onderneming aangeboden afspraken te beoordelen, verricht de nationale regelgevende instantie, tenzij die afspraken duidelijk niet aan een of meerdere desbetreffende voorwaarden of criteria voldoen, een markttoets, met name betreffende de aangeboden voorwaarden, door het organiseren van een raadpleging van belanghebbende partijen, met name derde partijen die rechtstreekse gevolgen ondervinden. Mogelijke mede-investeerders of toegangvragende partijen kunnen zich uitspreken over de conformiteit van de aangeboden afspraken met de voorwaarden van artikel 68, 76 of 78, naargelang van toepassing, en kunnen veranderingen voorstellen.
Wat betreft de krachtens dit artikel aangeboden afspraken houdt de nationale regelgevende instantie bij het beoordelen van verplichtingen op grond van artikel 68, lid 4, in het bijzonder rekening met:
- a)
bewijsmateriaal inzake de billijke en redelijke aard van de aangeboden afspraken;
- b)
het openstaan van de afspraken voor alle marktdeelnemers;
- c)
de tijdige beschikbaarheid van toegang onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden, onder meer tot netwerken met zeer hoge capaciteit, voordat aanverwante retaildiensten worden aangeboden; en
- d)
de algemene mate waarin de aangeboden afspraken duurzame mededinging op downstreammarkten mogelijk maken en de uitrol en ingebruikneming van netwerken met zeer hoge capaciteit in samenwerkingsverband faciliteren ten behoeve van eindgebruikers.
De nationale regelgevende instantie deelt, rekening houdend met alle tijdens de Raadpleging geuite standpunten en met de mate waarin die standpunten representatief zijn voor de verschillende belanghebbenden, aan de onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht haar voorlopige conclusies mee over de vraag of de aangeboden afspraken voldoen aan de doelstellingen, criteria en procedures in dit artikel en artikel 68, 76 of 78, naargelang toepasselijk, alsmede onder welke voorwaarden zij in overweging zou kunnen nemen de afspraken bindend te maken. De onderneming kan haar initiële aanbod herzien om rekening te houden met de conclusies van de nationale regelgevende instantie en met het oog op het voldoen aan de criteria in dit artikel en, naargelang toepasselijk, in artikel 68, 76 of 78.
3.
Onverminderd artikel 76, lid 2, eerste alinea, kan de nationale regelgevende instantie een besluit nemen om de afspraken geheel of gedeeltelijk bindend te maken.
In afwijking van artikel 67, lid 5, kan de nationale regelgevende instantie bepaalde of alle afspraken bindend maken voor een specifieke periode, die de hele periode waarvoor het aanbod geldt kan zijn, en in het geval van mede-investeringsafspraken die op grond van artikel 76, lid 2, eerste alinea, bindend zijn gemaakt, maakt zij deze bindend voor een periode van minimaal zeven jaar.
Met inachtneming van artikel 76, laat dit artikel de toepassing van de marktanalyseprocedure op grond van artikel 67 en het opleggen van verplichtingen op grond van artikel 68 onverlet.
Indien de nationale regelgevende instantie afspraken op grond van dit artikel bindend maakt, onderzoekt zij krachtens artikel 68 de gevolgen van dat besluit voor de marktontwikkeling, alsmede het al dan niet passend zijn van verplichtingen die zij heeft opgelegd of die zij, bij gebrek aan afspraken, overwoog op te leggen op grond van dat artikel of de artikelen 69 tot en met 74. Wanneer de nationale regelgevende instantie overeenkomstig artikel 32 kennis geeft van een ontwerpmaatregel krachtens artikel 68, doet zij de ontwerpmaatregel waarvan zij kennis geeft vergezeld gaan van het besluit tot vaststelling van de afspraak.
4.
De nationale regelgevende instantie monitort, controleert en waarborgt de naleving van de afspraken die zij overeenkomstig lid 3 van dit artikel bindend heeft gemaakt op dezelfde manier als waarop zij de naleving van krachtens artikel 68 opgelegde verplichtingen monitort, controleert en waarborgt, en neemt de verlenging van de periode waarvoor zij bindend zijn gemaakt in overweging wanneer de initiële periode verstrijkt. Wanneer de nationale regelgevende instantie concludeert dat een onderneming niet heeft voldaan aan de overeenkomstig lid 3 van dit artikel bindend gemaakte afspraken, kan zij die onderneming overeenkomstig artikel 29 sancties opleggen. Onverminderd de procedure van artikel 30 ter naleving van specifieke verplichtingen, kan de nationale regelgevende instantie de overeenkomstig artikel 68, lid 6, opgelegde verplichtingen opnieuw evalueren.