Einde inhoudsopgave
Wet goed verhuurderschap
Artikel 7 [Weigering vergunning]
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
24-03-2023, Stb. 2023, 103 (uitgifte: 03-04-2023, kamerstukken: 36130)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-2023, Stb. 2023, 89 (uitgifte: 22-03-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Omgevingswet (23-02-2016, Stb. 156).
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Huur van woonruimte
Huurrecht / Verplichtingen huurder en verhuurder
1.
Een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b, wordt geweigerd indien voor de realisatie van die woon- of verblijfsruimte een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, of tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Omgevingswet, of een vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, vereist is en de verhuurder die vergunning of een aanvraag voor die vergunning waarop het bevoegd gezag nog niet heeft beslist, niet heeft overgelegd bij de aanvraag.
2.
Een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b, kan uitsluitend worden geweigerd:
- a.
indien aan de verhuurder binnen een tijdvak van acht jaar voorafgaand aan de aanvraag een bestuurlijke boete of een last onder bestuursdwang is opgelegd voor het handelen door de verhuurder in strijd met:
- 1°
de regels van goed verhuurderschap, bedoeld in artikel 2;
- 2°
een verbod op grond van:
- i.
artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b;
- ii.
artikel 8, tweede lid, en artikel 21, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014; of
- iii.
artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, of tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Omgevingswet;
- 3°
de op grond van artikel 4.1, eerste lid, van de Omgevingswet in een omgevingsplan gestelde regels over het gebruik of de staat van open erven of terreinen of het gebruik van gebouwen, of over het tegengaan van hinder, of de op grond van artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en vierde lid, van de Omgevingswet gestelde verboden voor en regels of voorschriften over bouwactiviteiten en het gebruik en in stand houden van bouwwerken;
- 4°
de aan een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b, verbonden voorwaarden, bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid;
- 5°
de aan een vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 verbonden voorwaarden en voorschriften, bedoeld in artikel 24 van de Huisvestingswet 2014;
- b.
indien ten aanzien van de verhuurder een besluit als bedoeld in artikel 12, eerste lid, is genomen en het beheer overeenkomstig artikel 16 nog niet is beëindigd;
- c.
in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
3.
Voordat toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, onderdeel c, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
4.
Indien de vergunning, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b, wordt geweigerd en deze vergunning betrekking heeft op een woon- of verblijfsruimte die op het moment van de weigering van de vergunning is verhuurd, kunnen burgemeester en wethouders een besluit nemen als bedoeld in artikel 12, eerste lid.