Einde inhoudsopgave
Huisvestingswet 2014
Artikel 21 [Onttrekking, samenvoeging, omzetting]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
13-12-2023, Stb. 2023, 483 (uitgifte: 21-12-2023, kamerstukken: 36190)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 491 (uitgifte: 22-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Volkshuisvesting (bestuursrechtelijk) / Wonen
Vastgoedrecht / Huisvesting
1.
Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie woonruimte en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen gebied, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
- a.
anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden;
- b.
anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar met andere woonruimte samen te voegen of samengevoegd te houden;
- c.
van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden;
- d.
van onzelfstandige in zelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden;
- e.
tot twee of meer zelfstandige woonruimten te verbouwen of in die verbouwde staat te houden.
2.
De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening gevallen aanwijzen waarvoor een vrijstelling geldt of waarin een ontheffing kan worden verleend van een verbod als bedoeld in het eerste lid. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
3.
De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening bepalen dat een vergunning als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of c, slechts wordt afgegeven voor een in die huisvestingsverordening aangegeven termijn. Na afloop van de termijn vervalt de vergunning van rechtswege.