Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 648/2004 betreffende detergentia
Bijlage II Testmethoden voor de ‘primaire biologische afbreekbaarheid’ van oppervlakteactieve Stoffen in detergentia
Geldend
Geldend vanaf 08-10-2005
- Bronpublicatie:
31-03-2004, PbEU 2004, L 104 (uitgifte: 08-04-2004, regelingnummer: 648/2004)
- Inwerkingtreding
08-10-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-03-2004, PbEU 2004, L 104 (uitgifte: 08-04-2004, regelingnummer: 648/2004)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
EU-recht / Marktintegratie
De primaire biologische afbreekbaarheid wordt gemeten door in biologisch afgebroken vloeistoffen het restniveau van de oorspronkelijke oppervlakteactieve stoffen te bepalen. Deze bijlage begint met een lijst van de gemeenschappelijke testmethoden voor alle klassen oppervlakteactieve stoffen, gevolgd door lijsten van de specifieke analytische testprocedures voor elke klasse oppervlakteactieve stoffen (de letters A tot en met D).
Aan de eisen van de onderstaande tests wordt voldaan indien de volgens de testmethoden gemeten primaire biologische afbreekbaarheid ten minste 80 % bedraagt.
De referentiemethode in deze verordening voor laboratoriumtests voor oppervlakteactieve stoffen is gebaseerd op de in bijlage VIII, punt 1, beschreven ‘bevestigingstestprocedure’ van de OESO-methode. Wijzigingen van de bevestigingstestprocedure zijn toegestaan, mits deze overeenkomen met EN ISO 11733.
Testmethoden
(1)
De OESO-methode, gepubliceerd in het technisch rapport van de OESO van 11 juni 1976 betreffende een voorgestelde methode voor de bepaling van de biologische afbreekbaarheid van oppervlakteactieve stoffen in synthetische was- en reinigingsmiddelen.
(2)
De in Frankrijk geldende methode, goedgekeurd bij het ‘arrêté du 24 décembre 1987’, gepubliceerd in het Journal officiel de la République française van 30 december 1987, bladzijde 15385, en bij de norm NF 73–260 van juni 1981, gepubliceerd door de Association française de normalisation (AFNOR).
(3)
De in Duitsland geldende methode, vastgelegd bij de ‘Verordnung über die Abbaubarkeit anionischer und nichtionischer grenzflächenaktiver Stoffe in Wasch- und Reinigungsmitteln’ van 30 januari 1977, gepubliceerd in het Bundesgesetzblatt (1977), deel I, bladzijde 244, als gewijzigd bij de ‘Verordnung zur Änderung der Verordnung’ van 4 juni 1986, gepubliceerd in het Bundesgesetzblatt, deel I, bladzijde 851.
(4)
De in het Verenigd Koninkrijk geldende methode ‘Porous Pot Test’, die is beschreven in technisch rapport nr. 70 (1978) van het Water Research Centre.
(5)
De ‘bevestigingstestprocedure’ van de OESO-methode, beschreven in bijlage VIII, punt 1 (met mogelijke wijzigingen van de bedrijfsomstandigheden als voorgesteld in EN ISO 11733). Dit is ook de referentiemethode die wordt gebruikt voor het beslechten van geschillen.
A. Analysemethoden voor anionogene oppervlakteactieve stoffen
De bepaling van anionogene oppervlakteactieve stoffen in de tests vindt plaats aan de hand van de analyse op methyleenblauwactieve stof (MBAS) volgens de criteria van bijlage VIII, punt 2. Voor anionogene oppervlakteactieve stoffen die niet reageren op de bovengenoemde MBAS-methode, of indien dit de doelmatigheid of de nauwkeurigheid ten goede lijkt te komen, worden passende specifieke instrumentele analyses uitgevoerd, zoals hogedrukvloeistofchromatografie (HPLC) of gaschromatografie (GC). Op verzoek verstrekt de fabrikant de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten monsters van de te onderzoeken zuivere oppervlakteactieve stof.
B. Analysemethoden voor niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen
De bepaling van niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen in de tests vindt plaats aan de hand van de methode voor bismutactieve stof (BiAS) volgens de in bijlage VIII, punt 3, beschreven analysemethode.
Voor niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen die niet reageren op de bovengenoemde MBAS-methode, of indien dit de doelmatigheid of de nauwkeurigheid ten goede lijkt te komen, worden passende specifieke instrumentele analyses uitgevoerd, zoals HPLC of GC. Op verzoek verstrekt de fabrikant de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten monsters van de te onderzoeken zuivere oppervlakteactieve stof.
C. Analysemethoden voor kationogene oppervlakteactieve stoffen
De bepaling van kationogene oppervlakteactieve stoffen in de tests vindt plaats aan de hand van de analyse op disulfineblauwactieve stof (DBAS) volgens de volgende DBAS-methoden:
de in de Bondsrepubliek Duitsland geldende methode, (1989) DIN 38 409 — Ausgabe: 1989-07.
Voor kationische oppervlakteactieve stoffen die niet reageren op de bovengenoemde testmethode, of indien dit de doelmatigheid of de nauwkeurigheid ten goede lijkt te komen, worden passende specifieke instrumentele analyses uitgevoerd, zoals HPLC of GC. Op verzoek verstrekt de fabrikant de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten monsters van de te onderzoeken zuivere oppervlakteactieve stof.
D. Analysemethoden voor amfotere oppervlakteactieve stoffen
De bepaling van amfotere oppervlakteactieve stoffen in de tests vindt plaats aan de hand van de volgende analysemethoden:
- 1.
indien er geen kationogene stoffen aanwezig zijn:
de in de Bondsrepubliek Duitsland geldende methode, (1989) DIN 38 409 — Teil 20.
- 2.
anders:
de Orange II-methode (Boiteux, 1984).
Voor amfotere oppervlakteactieve stoffen die niet reageren op de bovengenoemde testmethode, of indien dit de doelmatigheid of de nauwkeurigheid ten goede lijkt te komen, worden passende specifieke instrumentele analyses uitgevoerd, zoals HPLC of GC. Op verzoek verstrekt de fabrikant de bevoegde autoriteiten van de lidstaten monsters van de te onderzoeken zuivere oppervlakteactieve stof.