Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1896/2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure
Artikel 31 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Geldend
Geldend vanaf 13-01-2016
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 14-07-2017.
- Bronpublicatie:
16-12-2015, PbEU 2015, L 341 (uitgifte: 24-12-2015, regelingnummer: 2015/2421)
- Inwerkingtreding
13-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2015, PbEU 2015, L 341 (uitgifte: 24-12-2015, regelingnummer: 2015/2421)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
1.
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.
De in artikel 30 genoemde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 13 januari 2016.
3.
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 30 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
5.
Een overeenkomstig artikel 30 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.