Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1896/2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2006
- Bronpublicatie:
12-12-2006, PbEU 2006, L 399 (uitgifte: 30-12-2006, regelingnummer: 1896/2006)
- Inwerkingtreding
31-12-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2006, PbEU 2006, L 399 (uitgifte: 30-12-2006, regelingnummer: 1896/2006)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name artikel 61, punt c),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Gemeenschap heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen is gewaarborgd. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging daarvan neemt de Gemeenschap onder meer de voor de goede werking van de interne markt benodigde maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen.
- (2)
Overeenkomstig artikel 65, punt c), van het Verdrag omvatten deze maatregelen maatregelen tot afschaffing van hinderpalen voor de goede werking van burgerrechtelijke procedures, zonodig door bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende bepalingen van burgerlijke rechtsvordering.
- (3)
De Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 heeft de Raad en de Commissie verzocht nieuwe wetgeving uit te werken betreffende kwesties die een soepele justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter bevorderen, en heeft in deze context uitdrukkelijk betalingsbevelen genoemd.
- (4)
Op 30 november 2000 heeft de Raad een gezamenlijk programma van de Commissie en de Raad aangenomen betreffende maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (3). Dit programma voorziet in de mogelijkheid om in de Gemeenschap een specifieke, eenvormige of geharmoniseerde procedure in te voeren om op bepaalde gebieden, waaronder dat van de niet-betwiste schuldvorderingen, een rechterlijke beslissing te verkrijgen. Een volgende stap werd gezet met het door de Raad op 5 november 2004 goedgekeurde Haags Programma, dat ertoe oproept voortvarend verder te werken aan het Europees betalingsbevel.
- (5)
Op 20 december 2002 heeft de Commissie een Groenboek betreffende een Europese procedure inzake betalingsbevelen en maatregelen ter vereenvoudiging en bespoediging van de procesvoering over geringe vorderingen aangenomen. Het groenboek heeft een raadpleging op gang gebracht over de mogelijke doelstellingen en kenmerken van een eenvormige of geharmoniseerde Europese procedure voor de invordering van niet-betwiste schuldvorderingen.
- (6)
De snelle en efficiënte invordering van openstaande schulden die niet het voorwerp van een juridisch geschil zijn, is van het grootste belang voor het bedrijfsleven in de Europese Unie aangezien betalingsachterstanden een belangrijke oorzaak zijn van insolventie die het voortbestaan van bedrijven, vooral kleine en middelgrote bedrijven, in gevaar brengt en tot een groot verlies aan banen leidt.
- (7)
Hoewel alle lidstaten de kwestie van de invordering van het grote aantal niet-betwiste schuldvorderingen proberen aan te pakken, waarbij de meeste lidstaten een vereenvoudigde betalingsbevelprocedure uitwerken, verschilt zowel de inhoud van de nationale wetgeving als de doeltreffendheid van de interne procedures aanzienlijk. Bovendien zijn acties op grond van de huidige regelgeving in grensoverschrijdende zaak vaak niet-ontvankelijk of in de praktijk niet haalbaar.
- (8)
De daaruit voortvloeiende belemmeringen voor de toegang tot efficiënte verhaalmogelijkheden in grensoverschrijdende zaken en de verstoring van de mededinging binnen de interne markt ten gevolge van de ongelijke procedurele middelen die de schuldeisers in de verschillende lidstaten ter beschikking staan, vragen om communautaire wetgeving die schuldeisers en schuldenaren in de gehele Europese Unie gelijke concurrentievoorwaarden waarborgt.
- (9)
Doel van deze verordening is de beslechting van een geschil in grensoverschrijdende zaken met betrekking tot niet-betwiste geldvorderingen te vereenvoudigen, te versnellen en goedkoper te maken door een Europese betalingsbevelprocedure in te voeren, en het vrije verkeer van Europese betalingsbevelen tussen de lidstaten te bewerkstelligen door minimumnormen te stellen waarvan de naleving tot gevolg heeft dat in de lidstaat van tenuitvoerlegging voorafgaand aan de erkenning en de tenuitvoerlegging geen intermediaire procedure hoeft te worden ingeleid.
- (10)
De bij deze verordening ingevoerde procedure is een aanvullend en facultatief instrument voor de eiser, die vrijelijk gebruik kan blijven maken van de procedures uit het nationale recht. Deze verordening strekt derhalve noch tot vervanging, noch tot harmonisatie van de bestaande mogelijkheden naar nationaal recht voor de inning van niet-betwiste schuldvorderingen.
- (11)
In het kader van de procedure moet voor de communicatie tussen de rechterlijke instantie en de partijen zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van standaardformulieren, teneinde de afhandeling ervan te vergemakkelijken en het gebruik van automatische gegevensverwerking mogelijk te maken.
- (12)
De lidstaten moeten, wanneer zij besluiten welke gerechten bevoegd zijn om een Europees betalingsbevel uit te vaardigen, naar behoren rekening houden met de noodzaak de toegang tot het recht te waarborgen.
- (13)
Een eiser die een verzoek om een Europees betalingsbevel indient, is gehouden de gegevens te verstrekken die voldoende duidelijk maken wat de vordering inhoudt en op welke gronden deze berust, zodat de verweerder goed geïnformeerd kan beslissen of hij de vordering al dan niet wil betwisten.
- (14)
In dat verband is de eiser er tevens toe gehouden een beschrijving van het bewijs ter staving van de betrokken schuldvordering bij te voegen. Het standaardformulier zal een zo volledig mogelijke lijst bevatten van de soorten bewijsstukken die gewoonlijk ter staving van geldvorderingen worden overgelegd.
- (15)
Indiening van een verzoek om een Europees betalingsbevel impliceert de betaling van toepasselijke gerechtskosten.
- (16)
Het gerecht toetst het verzoek, met inbegrip van de bevoegdheid en de beschrijving van het bewijs, op basis van de informatie in het aanvraagformulier. Aldus zou het gerecht de gronden van de vordering prima facie kunnen onderzoeken en onder meer kennelijk ongegronde of niet-ontvankelijke vorderingen kunnen uitsluiten. Deze toetsing behoeft niet door een rechter te worden uitgevoerd.
- (17)
Tegen de afwijzing van een verzoek staan geen rechtsmiddelen open. Dit belet echter niet een eventuele herziening van de afwijzende beslissing op hetzelfde rechtsniveau in overeenstemming met het nationale recht.
- (18)
In het Europese betalingsbevel moet de verweerder ervan in kennis worden gesteld dat hij ofwel het vastgestelde bedrag aan de eiser kan betalen, ofwel binnen een termijn van dertig dagen een verweerschrift kan indienen indien hij de vordering wenst te betwisten. Naast de volledige informatie over de vordering, die door de eiser wordt verstrekt, moet de verweerder op de hoogte worden gebracht van de juridische betekenis van het Europese betalingsbevel en met name van de gevolgen van het niet betwisten van de vordering.
- (19)
Wegens verschillen tussen de lidstaten in de regels van burgerlijk procesrecht, en met name de voorschriften inzake de betekening en kennisgeving van stukken, moet een specifieke en gedetailleerde definitie van de minimumnormen worden opgesteld die in het kader van het Europese betalingsbevel van toepassing dienen te zijn. Voor de betekening of kennisgeving van een Europees betalingsbevel dient met name een methode waarbij wordt uitgegaan van een juridische fictie ten aanzien van de naleving van deze minimumnormen, niet als voldoende te worden beschouwd.
- (20)
Alle in de artikelen 13 en 14 vermelde wijzen van betekening en kennisgeving zijn gebaseerd op volledige zekerheid ( artikel 13) of op een zeer hoge mate van waarschijnlijkheid ( artikel 14) dat het betekende document de geadresseerde heeft bereikt.
- (21)
Persoonlijke betekening of kennisgeving aan anderen dan de verweerder zelf, overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder a) en b), mag alleen worden geacht aan de vereisten van die bepalingen te voldoen indien deze personen het Europees betalingsbevel daadwerkelijk in ontvangst hebben genomen.
- (22)
Artikel 15 dient van toepassing te zijn in situaties waarin de verweerder zichzelf niet voor het gerecht kan vertegenwoordigen, zoals in het geval van een rechtspersoon, en wanneer van rechtswege is bepaald door wie hij wordt vertegenwoordigd, en in situaties waarin de verweerder een ander, met name een advocaat, heeft gemachtigd hem in de specifieke gerechtelijke procedure te vertegenwoordigen.
- (23)
De verweerder kan zijn verweerschrift indienen door middel van het standaardformulier in deze verordening. De gerechten nemen evenwel andere schriftelijke vormen van verweer in aanmerking als het verweer duidelijk tot uitdrukking wordt gebracht.
- (24)
Een tijdig ingediend verweerschrift moet een einde maken aan de Europese betalingsbevelprocedure en moet de zaak automatisch doen overgaan naar een gewone civielrechtelijke procedure, tenzij de eiser uitdrukkelijk heeft verzocht om de procedure in dat geval stop te zetten. Het concept ‘gewoon civielrechtelijke procedure’ wordt niet in de zin van het nationaal recht uitgelegd.
- (25)
Na het verstrijken van de termijn voor indiening van een verweerschrift heeft de verweerder heeft[lees: heeft de verweerder] in bepaalde uitzonderlijke gevallen het recht om heroverweging van het Europees betalingsbevel te verzoeken. Heroverweging in uitzonderingsgevallen houdt niet in dat de verweerder nogmaals de mogelijkheid krijgt verweer te voeren tegen de vordering. Tijdens de heroverwegingsprocedure mag de gegrondheid van de vordering niet verder worden getoetst dan de gronden die voortvloeien uit de door de verweerder aangevoerde uitzonderlijke omstandigheden. De overige uitzonderlijke omstandigheden zouden onder meer kunnen omvatten de situatie dat het Europees betalingsbevel gebaseerd was op verkeerde informatie in het aanvraagformulier.
- (26)
De gerechtskosten van artikel 25 hebben geen betrekking op, bij voorbeeld, advocatenhonoraria of de kosten van betekening of kennisgeving van stukken door een andere instantie dan een gerecht.
- (27)
Een Europees betalingsbevel dat is uitgevaardigd in een lidstaat en dat uitvoerbaar is, moet voor de tenuitvoerlegging worden beschouwd als een bevel dat is uitgevaardigd in de lidstaat waar om tenuitvoerlegging wordt verzocht. Op grond van het wederzijdse vertrouwen in de rechtspleging in de lidstaten rechtvaardigt de vaststelling door een gerecht van één lidstaat dat alle voorwaarden voor de uitvaardiging van een Europees betalingsbevel vervuld zijn, zodat het betalingsbevel in alle andere lidstaten ten uitvoer kan worden gelegd, zonder rechterlijke toetsing in de lidstaat van tenuitvoerlegging aan de juiste toepassing van de procedurele minimumnormen. Onverminderd de bepalingen van deze verordening, en met name onverminderd de in artikel 22, leden 1 en 2, en artikel 23 vastgestelde minimumnormen, dient de tenuitvoerlegging van het Europees betalingsbevel beheerst te blijven door het nationale recht.
- (28)
Voor de berekening van de termijnen geldt Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (4). De verweerder moet hiervan in kennis worden gesteld, alsmede van het feit dat de feestdagen van de lidstaat waar het gerecht zich bevindt voor de berekening in aanmerking worden genomen
- (29)
Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de instelling van een uniforme, snelle en efficiënte procedure voor de inning van niet-betwiste geldvorderingen in de ganse Europese Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van de verordening beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (30)
De voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5)
- (31)
Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland schriftelijk kenbaar gemaakt dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en de toepassing van deze verordening.
- (32)
Denemarken neemt overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gevoegd bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet deel aan de aanneming van deze verordening, zodat deze niet verbindend, noch van toepassing op Denemarken is,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 221 van 8.9.2005, blz. 77.
Advies van het Europees Parlement van 13 december 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 30 juni 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van het Europees Parlement van 25 oktober 2006. Besluit van de Raad van 11 december 2006.
PB C 12 van 15.1.2001, blz. 1.
PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).