Einde inhoudsopgave
Verzamelwet sociale verzekeringen 2007
Artikel III Wijziging van de Werkloosheidswet
Geldend
Geldend vanaf 23-12-2006
- Bronpublicatie:
30-11-2006, Stb. 2006, 703 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken: 30682)
- Inwerkingtreding
23-12-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2006, Stb. 2006, 704 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
- A.
Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4
Als dienstbetrekking wordt niet beschouwd de arbeidsverhouding van de overheidswerknemer, voor zover de overheidswerknemer als gevolg van de beëindiging van die arbeidsverhouding recht op wachtgeld heeft verkregen of verkrijgt. Onder wachtgeld als bedoeld in de eerste zin wordt verstaan: een wachtgeld in de zin van het Rijkswachtgeldbesluit 1959, zoals dat luidde op 31 december 2000, of een soortgelijke uitkering van een overheidswerknemer op grond van ontslag of werkloosheid alsmede een wachtgeld of daarmee gelijkgestelde uitkering in de zin van de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen, met uitzondering van een uitkering in verband met functioneel leeftijdsontslag of vrijwillig vervroegd uittreden.
- B.
In artikel 18, tweede lid, wordt ‘42, tweede lid,’ vervangen door: 42, tweede lid, onderdeel a.
- C.
Aan artikel 24 wordt een lid toegevoegd, luidende:
10
In afwijking van het zesde en zevende lid, is sprake van benadeling als bedoeld in het vijfde lid indien de werknemer tijdens het verlengde tijdvak, bedoeld in artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, zonder deugdelijke grond heeft nagelaten verweer te voeren tegen of heeft ingestemd met een beëindiging van de dienstbetrekking.
- D.
Artikel 26, eerste lid, onderdeel m, komt te luiden:
- m.
bij deelname aan een re-integratietraject de reden van het niet naleven van zijn re-integratieverplichtingen onmiddellijk aan het re-integratiebedrijf mee te delen.
- Da.
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het vierde lid wordt ‘aanhef, onder 1°’ vervangen door ‘aanhef en onder 1°’ en wordt na ‘dertien weken’ de zinsnede ingevoegd: van zijn ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte,.
- 2.
Onder vernummering van het vijfde tot en met negende lid tot zesde tot en met tiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
5
Het opleggen van een maatregel op grond van het vierde lid blijft achterwege indien voor dezelfde gedraging een maatregel op grond van het eerste, tweede of derde lid kan worden opgelegd.
- 3.
In het tiende lid (nieuw) wordt ‘vijfde lid’ vervangen door: zesde lid.
- E.
In artikel 31, tweede lid, wordt ‘In afwijking van het tweede lid’ vervangen door: In afwijking van het eerste lid.
- F.
Artikel 42a wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
‘artikel 42, tweede lid, onderdeel a,’ wordt telkens vervangen door: artikel 42.
- 2.
In het derde lid wordt na ‘ter zake van werkloosheid’ toegevoegd: of op de loongerelateerde uitkering op grond van hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
- Fa.
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
- 2.
Er worden 4 leden toegevoegd, luidende:
2
Voor de persoon, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, aanhef en onder 1°, van de Ziektewet die eerder dan de eerste dag van de veertiende week van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid een uitkering ontvangt op grond van die wet wordt voor de vaststelling van de periode tussen de eindiging en de herleving van het recht op uitkering, de periode waarin het ziekengeld wordt uitbetaald tijdens de eerste 13 weken van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid, buiten beschouwing gelaten.
3
Voor de persoon, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel e of f, van de Ziektewet worden voor de vaststelling van de periode tussen de eindiging en de herleving van het recht op uitkering, telkens nadat het recht op uitkering geheel is geëindigd wegens ziekte, de eerste drie maanden waarin de persoon een uitkering ontvangt op grond van de Ziektewet buiten beschouwing gelaten.
4
Voor de bepaling van de periode van drie maanden bedoeld in het derde lid, worden perioden waarover een uitkering op grond van de Ziektewet wordt ontvangen samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
5
Artikel 19, tweede lid, is van toepassing op het tweede tot en met vierde lid.
- G.
Artikel 53, eerste lid, onderdeel b, wordt vervangen door:
- b.
die Nederlander is en die is uitgezonden om werkzaamheden te verrichten voor door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan te wijzen organisaties voor ontwikkelingssamenwerking;.
- H.
In artikel 72a, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘zullen’ vervangen door: zal.
- I.
Artikel 76a, vierde lid, vervalt onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot het vierde en vijfde lid.
- J.
Artikel 77a wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid, wordt ‘zes maanden’ vervangen door: 26 kalenderweken.
- 2.
In het derde lid wordt ‘toepassing’ vervangen door: toestemming.
- Ja.
Artikel 79, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
- c.
die hij op grond van deze wet ontvangt in de eerste dertien weken van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, waarbij artikel 20, zevende lid, van overeenkomstige toepassing is.
- K.
Artikel 130o wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid, vervalt ‘en de artikelen 42a en 42b blijven buiten toepassing met betrekking tot dat recht’.
- 2.
Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5
Het eerste lid is voor de toepassing van de artikelen 24 en 27 niet van toepassing met betrekking tot een herleving van het recht op uitkering die heeft plaatsgevonden op of na 1 oktober 2006.
- L.
Aan hoofdstuk XB wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 130p
Voor de toepassing van artikel 42b wordt bij de bepaling van de duur van een nieuw recht op uitkering met betrekking tot de persoon wiens eerdere recht is ontstaan voor 1 oktober 2006 voor ‘de duur van de verlengde uitkering, bedoeld in artikel 42, tweede lid, van het eerdere recht voor zover de werknemer hierover geen uitkering heeft ontvangen als gevolg van de eindiging van dat eerdere recht’ gelezen: de resterende duur van het eerdere recht voor zover de werknemer hierover geen uitkering heeft ontvangen als gevolg van de eindiging van dat eerdere recht, verminderd met drie maanden.