Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/2115 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013
Artikel 88 Financiële toewijzingen voor bepaalde interventietypes in bepaalde sectoren
Geldend
Geldend vanaf 07-12-2021
- Bronpublicatie:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2115)
- Inwerkingtreding
07-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2115)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Agrarisch recht (V)
Milieurecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Bestuursrecht algemeen / Subsidie
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
De financiële steun van de Unie voor interventietypes in de wijnsector wordt aan de lidstaten toegewezen als beschreven in bijlage VII.
2.
De financiële steun van de Unie voor interventietypes in de bijenteeltsector wordt aan de lidstaten toegewezen als beschreven in bijlage X.
3.
De financiële steun van de Unie die aan Duitsland wordt toegewezen voor interventietypes in de hopsector bedraagt 2 188 000 EUR per begrotingsjaar.
4.
De financiële steun van de Unie voor interventietypes in de sector olijfolie en tafelolijven, per begrotingsjaar wordt als volgt toegewezen:
- a)
10 666 000 EUR voor Griekenland;
- b)
554 000 EUR voor Frankrijk, en
- c)
34 590 000 EUR voor Italië.
5.
De betrokken lidstaten kunnen in hun strategische GLB-plannen besluiten de totale financiële toewijzingen bedoeld in de leden 3 en 4 over te hevelen naar hun toewijzingen voor rechtstreekse betalingen. Dat besluit kan niet worden herzien.
De financiële toewijzingen aan de lidstaten die zijn overgeheveld naar de toewijzingen voor rechtstreekse betalingen zijn niet meer beschikbaar voor de interventietypes bedoeld in de leden 3 en 4.
6.
De lidstaten kunnen in hun strategische GLB-plannen beslissen om maximaal 3 % van hun toewijzingen voor rechtstreekse betalingen in bijlage V, in voorkomend geval na aftrek van de toewijzingen voor katoen vastgesteld in bijlage VIII, te gebruiken voor interventietypes in andere sectoren bedoeld in titel III, hoofdstuk III, afdeling 7.
De lidstaten kunnen besluiten het in de eerste alinea bedoelde percentage tot maximaal 5 % te verhogen. In dat geval wordt het met die verhoging overeenkomende bedrag afgetrokken van het in artikel 96, lid 1, 2, of 5 bedoelde maximum en kan het niet langer worden toegewezen voor de in titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, onderafdeling 1, genoemde interventietypes in de vorm van gekoppelde inkomenssteun.
Het bedrag dat overeenstemt met het percentage van de toewijzingen aan de lidstaten voor rechtstreekse betalingen bedoeld in de eerste en tweede alinea van dit lid en dat wordt gebruikt voor interventietypes in andere sectoren voor een bepaald begrotingsjaar wordt beschouwd als toewijzingen aan de lidstaten per begrotingsjaar voor interventietypes in andere sectoren.
7.
De lidstaten kunnen in 2025 hun in lid 6 bedoelde beslissing evalueren als onderdeel van een verzoek tot wijziging van hun strategische GLB-plannen die is gedaan overeenkomstig artikel 119.
8.
De in het goedgekeurde strategisch GLB-plan vastgelegde bedragen die voortvloeien uit de toepassing van de leden 6 en 7 zijn bindend in de betrokken lidstaat.