Einde inhoudsopgave
Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014–2020
Artikel 13 Marge voor onvoorziene uitgaven
Geldend
Geldend vanaf 23-12-2013
- Bronpublicatie:
02-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1311/2013)
- Inwerkingtreding
23-12-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1311/2013)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Begroting
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
Er wordt een marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie buiten de maxima van het MFK gevormd als laatste redmiddel om op onvoorziene omstandigheden te reageren. Deze mag uitsluitend in samenhang met een gewijzigde of jaarlijkse begroting worden aangesproken.
2.
De marge voor onvoorziene uitgaven wordt per jaar slechts aangesproken voor een maximumbedrag dat wordt vastgesteld in de jaarlijkse technische aanpassing van het MFK, en blijft binnen het plafond van de eigen middelen.
3.
De uit de marge voor onvoorziene uitgaven beschikbaar gestelde middelen worden volledig verrekend met de marges in een of meer rubrieken van het MFK voor het lopende begrotingjaar of voor toekomstige begrotingsjaren.
4.
De aldus verrekende middelen mogen niet verder binnen het MFK worden aangewend. Gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven mag niet leiden tot overschrijding van de totale maxima die in het MFK voor de vastleggings- en betalingskredieten voor het lopende begrotingsjaar en voor toekomstige begrotingsjaren zijn vastgesteld.