Einde inhoudsopgave
Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014–2020
Artikel 11 Flexibiliteitsinstrument
Geldend
Geldend vanaf 14-07-2017
- Bronpublicatie:
20-06-2017, PbEU 2017, L 163 (uitgifte: 24-06-2017, regelingnummer: 2017/1123)
- Inwerkingtreding
14-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2017, PbEU 2017, L 163 (uitgifte: 24-06-2017, regelingnummer: 2017/1123)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Begroting
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
Het flexibiliteitsinstrument is bestemd om voor een gegeven begrotingsjaar en binnen het maximum van de aangegeven bedragen, de financiering van nauwkeurig bepaalde uitgaven mogelijk te maken die niet binnen de voor een of meer andere rubrieken beschikbare maxima zouden kunnen worden gefinancierd. Voor het flexibiliteitsinstrument wordt, met inachtneming van de tweede alinea, een jaarlijks maximumbedrag bepaald van 600 miljoen EUR (prijzen 2011).
Met ingang van 2017 wordt het beschikbare jaarlijkse bedrag voor het flexibiliteitsinstrument elk jaar verhoogd met:
- a)
een bedrag gelijk aan het deel van het jaarlijkse bedrag voor het Solidariteitsfonds van de Europese Unie dat in het voorgaande jaar is vervallen, overeenkomstig artikel 10, lid 1;
- a)
een bedrag gelijk aan het deel van het jaarlijkse bedrag voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering dat in het voorgaande jaar is vervallen.
De bedragen die overeenkomstig de tweede alinea aan het flexibiliteitsinstrument ter beschikking worden gesteld, worden gebruikt met inachtneming van de voorwaarden van dit artikel.
2.
Het ongebruikte deel van het flexibiliteitsinstrument kan worden aangewend tot en met jaar n+3. Het deel van het jaarlijks bedrag uit voorgaande jaren wordt het eerst gebruikt, te beginnen met het oudste. Het deel van het bedrag van jaar n dat in jaar n+3 niet is gebruikt, vervalt.