Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Artikel 220
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2019, L 245). Wordt toegepast vanaf 01-07-2021.
- Bronpublicatie:
05-12-2017, PbEU 2017, L 348 (uitgifte: 29-12-2017, regelingnummer: 2017/2455)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-07-2020, PbEU 2017, L 348 jo PbEU 2020, L 244 (uitgifte: 29-07-2020, regelingnummer: 2020/1109)
05-12-2017, PbEU 2017, L 348 jo PbEU 2020, L 244 (uitgifte: 29-12-2017, regelingnummer: 2017/2455)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Omzetbelasting / Facturering en administratie
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Europees belastingrecht (V)
1.
Iedere belastingplichtige zorgt ervoor dat door hemzelf, door de afnemer of, in zijn naam en voor zijn rekening, door een derde, in de volgende gevallen een factuur wordt uitgereikt:
- 1)
de goederenleveringen of de diensten die hij heeft verricht voor een andere belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon;
- 2)
de in artikel 33, onder a, bedoelde goederenleveringen, behalve wanneer een belastingplichtige gebruikmaakt van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3;
- 3)
de goederenleveringen, verricht onder de in artikel 138 gestelde voorwaarden;
- 4)
de vooruitbetalingen die aan hem worden gedaan voordat een van de in de punten 1) en 2) bedoelde goederenleveringen is verricht;
- 5)
de vooruitbetalingen die door een andere belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon aan hem worden gedaan voordat de dienst is verricht.
2.
In afwijking van lid 1 en onverminderd artikel 221, lid 2, hoeft geen factuur te worden uitgereikt met betrekking tot diensten die vrijgesteld zijn uit hoofde van artikel 135, lid 1, onder a) tot en met g).