Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 806/2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010
Artikel 71 Buitengewone achteraf te betalen bijdragen
Geldend
Geldend vanaf 19-08-2014
- Bronpublicatie:
15-07-2014, PbEU 2014, L 225 (uitgifte: 30-07-2014, regelingnummer: 806/2014)
- Inwerkingtreding
19-08-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-07-2014, PbEU 2014, L 225 (uitgifte: 30-07-2014, regelingnummer: 806/2014)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Indien de beschikbare financiële middelen niet toereikend zijn om de verliezen, kosten of andere uitgaven als gevolg van een beroep op het Fonds bij afwikkelingsmaatregelen te dekken, worden buitengewone achteraf te betalen bijdragen geïnd bij de instellingen waaraan op de grondgebieden van de deelnemende lidstaten vergunning is verleend, teneinde de aanvullende bedragen te dekken. Deze buitengewone achteraf te betalen bijdragen worden overeenkomstig de in de artikelen 69 en 70 opgenomen regels over de instellingen berekend en verdeeld.
Het totale bedrag van buitengewone achteraf te betalen bijdragen per jaar overschrijden niet een bedrag dat gelijk staat aan driemaal het jaarbedrag van de bijdragen als vastgesteld overeenkomstig artikel 70.
2.
De afwikkelingsraad schort, hetzij op eigen initiatief na raadpleging van de nationale afwikkelingsautoriteit, hetzij op voorstel van een nationale afwikkelingsautoriteit, overeenkomstig de in lid 3 bedoelde gedelegeerde handelingen de door een instelling overeenkomstig lid 1 achteraf te betalen buitengewone bijdragen geheel of gedeeltelijk op indien dat noodzakelijk is om haar financiële positie te beschermen. Een dergelijke opschorting kan voor ten hoogste zes maanden worden toegekend, maar kan op verzoek van de instelling worden verlengd. De krachtens dit lid opgeschorte bijdragen worden betaald wanneer de betaling de financiële positie van de instelling niet langer in gevaar brengt.
3.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 93 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de omstandigheden en voorwaarden te bepalen waaronder de betaling van achteraf te betalen bijdragen door een in artikel 2 bedoelde entiteit uit hoofde van lid 2 van dit artikel geheel of gedeeltelijk kan worden opgeschort.