Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:286 [Toezicht op holding]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
24-06-2015, Stb. 2012, 679 jo Stb. 2015, 278 (uitgifte: 09-07-2015, kamerstukken: 34100)
13-12-2012, Stb. 2012, 679 jo Stb. 2015, 278 (uitgifte: 21-12-2012, kamerstukken: 33273)
09-10-2013, Stb. 2013, 408 (uitgifte: 23-10-2013, kamerstukken: 33575)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2015, Stb. 2015, 309 (uitgifte: 28-07-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
10-07-2015, Stb. 2015, 309 (uitgifte: 28-07-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Ingeval de in artikel 3:285, eerste of tweede lid, bedoelde deelnemende verzekeraar, gemengde financiële holding of verzekeringsholding een dochteronderneming is van een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar, van een Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar, of van een gemengde financiële holding of verzekeringsholding met zetel in een lidstaat, zijn de artikelen 1:51e, 1:55a, 1:56, 1:58e, 3:271, 3:272, 3:288a tot en met 3:288f, 3:288h en 3:288i alleen van toepassing op het niveau van de verzekeraar, gemengde financiële holding of verzekeringsholding met zetel in een lidstaat die de uiteindelijke moederonderneming is.
2.
Indien de Nederlandsche Bank groepstoezichthouder is en de in het eerste lid bedoelde uiteindelijke moederonderneming een dochteronderneming van een aan het in afdeling 3.6.4. bedoelde aanvullende toezicht onderworpen onderneming is, kan de Nederlandsche Bank besluiten het toezicht op de risicoconcentratie, bedoeld in artikel 3:288e, of het toezicht op intragroepsovereenkomsten en -posities als bedoeld in artikel 3:288f niet uit te oefenen.