Einde inhoudsopgave
Besluit kwaliteit leefomgeving
Artikel 3.49 (bepalen financiële doelmatigheid)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
09-12-2020, Stb. 2020, 557 (uitgifte: 28-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Een geluidbeperkende maatregel is financieel doelmatig als:
- a.
het aantal maatregelpunten lager is dan het aantal reductiepunten voor het geluidgevoelige cluster waarvoor de maatregel is bedoeld; en
- b.
de maatregel leidt tot een significante afname van het geluid op het geluidgevoelige cluster.
2.
In afwijking van het eerste lid is een geluidbeperkende maatregel bestaande uit een werk of bouwwerk alleen financieel doelmatig als deze, al dan niet in combinatie met maatregelen aan de bron, leidt tot een afname van het geluid op ten minste één geluidgevoelig gebouw met ten minste 5 dB.
3.
In afwijking van het eerste lid is een geluidbeperkende maatregel niet financieel doelmatig als:
- a.
deze de grootste geluidreductie oplevert voor het geluidgevoelige cluster;
- b.
het aantal maatregelpunten voor de maatregel hoger is dan het aantal maatregelpunten voor een andere geluidbeperkende maatregel die een gelijke of nagenoeg gelijke geluidreductie voor het geluidgevoelige cluster oplevert; en
- c.
de extra maatregelpunten in vergelijking met de andere geluidbeperkende maatregel niet in redelijke verhouding staan tot de extra geluidreductie die door de maatregel wordt bereikt.
4.
In afwijking van het eerste lid is een geluidbeperkende maatregel bestaande uit een werk of bouwwerk niet financieel doelmatig als met de maatregel een bestaande geluidbeperkende maatregel bestaande uit een werk of bouwwerk wordt vervangen die:
- a.
niet ouder is dan tien jaar;
- b.
niet hoger kan worden gemaakt; en
- c.
een geluidreductie oplevert die nagenoeg gelijk is aan die van het nieuwe werk of bouwwerk.
5.
In afwijking van het eerste tot en met het vierde lid wordt de financiële doelmatigheid van een bij ministeriële regeling aangewezen geluidbeperkende maatregel bepaald door de werkelijke kosten van aanleg en onderhoud van die maatregel af te wegen tegen de geluidreductie die door de maatregel wordt bereikt, het aantal geluidgevoelige gebouwen waar de maatregel voor is bedoeld en de daaruit voortvloeiende waarde van het geluid.