Einde inhoudsopgave
Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft
Bijlage A Categorieën van personen wier vorderingen niet onder de reikwijdte van dit besluit vallen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2009
- Bronpublicatie:
18-12-2008, Stb. 2008, 581 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2008, Stb. 2008, 582 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
behorende bij artikel 9
- 1.
Personen wier vorderingen voortvloeien uit transacties in verband waarmee een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken wegens het witwassen van geld.
- 2.
Professionele beleggers en professionele marktpartijen.
- 3.
Personen die:
- a.
tevens bestuurder, beheerder, of hoofdelijk aansprakelijke vennoot van de betalingsonmachtige financiële onderneming zijn;
- b.
personen voor ten minste vijf procent in het kapitaal van de betalingsonmachtige financiële onderneming deelnemen; of
- c.
een met b. vergelijkbare zeggenschap hebben in andere ondernemingen in dezelfde groep als de betalingsonmachtige financiële onderneming.
- 4.
Naaste verwanten van de onder 3 bedoelde personen en derden die voor rekening van deze personen optreden. Onder naaste verwanten worden in dit verband verstaan familieleden in de eerste graad, alsmede de eventuele echtgenoten en partners van deze personen. Met betrekking tot deze partners dient uit notariële stukken te blijken dat zij de partner zijn van de onder 4 bedoelde personen, tenzij zij geregistreerd partner zijn.
- 5.
Rechtspersonen die deel uitmaken van dezelfde groep als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek als de betalingsonmachtige financiële onderneming.
- 6.
Personen die mede veroorzaker zijn van, dan wel voordeel hebben gehaald uit de betalingsonmacht van de financiële onderneming.
- 7.
Rechtspersonen van zodanige omvang dat zij geen verkorte balans overeenkomstig artikel 11 van de Vierde richtlijn nr. 78/660/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1978, op de grondslag van artikel 54, derde lid, onder g, van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PbEG L 222) mogen opstellen.
- 8.
Personen, wier vorderingen voortvloeien uit beleggingsverrichtingen bij een bijkantoor, gelegen in een staat die geen lidstaat is.