Einde inhoudsopgave
Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft
Bijlage B
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2024
- Bronpublicatie:
20-06-2024, Stb. 2024, 206 (uitgifte: 08-07-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2024, Stb. 2024, 206 (uitgifte: 08-07-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
behorend bij de artikelen 29.12, derde en vierde lid
1. Vaststelling van de bijdrage, bedoeld in artikel 29.12, zolang geen uitkeringen of andere betalingen ten laste van het Depositogarantiefonds hebben plaatsgevonden
De basisbijdrage
De door een bank (i) verschuldigde basisbijdrage wordt berekend met behulp van de volgende formule, met dien verstande dat deze bijdrage niet groter is dan nodig is om de doelomvang van het individueel saldo van de bank te bereiken:
bb(i,t) = 1/T × 0,004 x db(i,t) × cfbb(t)
waarin:
bb(i,t) = de door bank i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde basisbijdrage;
T = het aantal toetsmomenten tot de datum waarop ingevolge artikel 10, tweede lid, van de richtlijn depositogarantiestelsels de doelomvang moet zijn bereikt, gerekend vanaf het eerste toetsmoment;
t = het tussen 1 en T gelegen nummer van het toetsmoment;
db(i,t) = de gegarandeerde deposito’s van bank i op toetsmoment t;
cfbb(t) = een door de Nederlandsche Bank voor toetsmoment t vast te stellen correctiefactor in verband met de economische vooruitzichten en het verwachte macroprudentiële effect van de verschuldigde bijdragen. De correctiefactor wordt in beginsel vastgesteld op 1, maar kan door de Nederlandsche Bank naar boven of naar beneden worden vastgesteld, met dien verstande dat deze niet lager is dan 0,75 en niet hoger dan 1,25.
De suppletie
De door een bank verschuldigde suppletie wordt berekend met behulp van de volgende formule, met dien verstande dat de uitkomst niet lager is dan nul:
sb(i,t) = bb(i,t) × (t-1) – is(i,t)
waarin:
sb(i,t) = de door bank i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde suppletie;
t = het tussen 1 en T gelegen nummer van het toetsmoment (waarbij T = het aantal toetsmomenten tot de datum waarop ingevolge artikel 10, tweede lid, van de richtlijn depositogarantiestelsels de doelomvang moet zijn bereikt, gerekend vanaf het eerste toetsmoment);
is(i,t) = het individueel saldo van bank i op toetsmoment t.
De risicobijdrage
De door een bank verschuldigde risicobijdrage wordt berekend met behulp van de volgende formule, met dien verstande dat deze bijdrage niet groter is dan nodig is om de doelomvang van het algemeen gedeelte van het Depositogarantiefonds te bereiken:
rb(i,t) = a(i,t) × 1/T × 0,004 x Σi db(i,t) × cfrb(t)
waarin:
rb(i,t) = de door bank i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde risicobijdrage;
a(i,t) = {rw(i,t) × db(i,t)} / Σi{rw(i,t) × db(i,t)} = het aandeel van bank i in het totaal van de gewogen gegarandeerde deposito’s op toetsmoment t;
rw(i,t) = het voor bank i op toetsmoment t geldende risicowegingspercentage, dat volgt uit de risicocategorie waarin de bank ingevolge Bijlage C is ingedeeld;
cfrb(t) = een door de Nederlandsche Bank voor toetsmoment t vast te stellen correctiefactor in verband met de conjunctuurcyclus en het mogelijke effect van procyclische bijdragen.
De risicosuppletie
De door een bank verschuldigde risicosuppletie wordt berekend met behulp van de volgende formule, met dien verstande dat de uitkomst niet lager is dan nul:
rs(i,t) = b(i,t) × {Σi rb(i,t) × (t-1) – sr(t)}
waarin:
rs(i,t) = de door bank i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde risicosuppletie;
b(i,t) = {rw(i,t) × (db(i,t) – db(i,t-1))} / Σi {rw(i,t) × (db(i,t) – db(i,t-1))} = het aandeel van bank i in de gewogen toeneming van het totaal van de gegarandeerde deposito’s, zoals vastgesteld op toetsmoment t, waarbij (db(i,t) – db (i,t-1)) op nul wordt gesteld voor alle banken waarvoor dit verschil kleiner is dan nul;
sr(t) = het saldo van het algemeen gedeelte van het Depositogarantiefonds op toetsmoment t, met inbegrip van het door het fonds behaalde rendement dat zal worden toegerekend aan het algemene gedeelte van het fonds.
2. Vaststelling van de bijdrage, bedoeld in artikel 29.12, eerste lid, wanneer een uitkering of andere betaling ten laste van het Depositogarantiefonds heeft plaatsgevonden, of bij groei van de depositobasis na het bereiken van de doelomvang
Wanneer een betaling ten laste van het Depositogarantiefonds heeft plaatsgevonden worden de onderdelen van de door een bank verschuldigde bijdrage berekend met behulp van de in paragraaf 1 opgenomen formules, met dien verstande dat de bijdrage niet groter is dan nodig is om de doelomvang van het individueel saldo van de bank te bereiken en dat:
- a.
voor T wordt gelezen: het aantal door de Nederlandsche Bank vastgestelde toetsmomenten;
- b.
voor t wordt gelezen: het nummer van het toetsmoment, waarbij het eerste toetsmoment nadat de betaling heeft plaatsgevonden gelijk is aan t = 1.
Indien, nadat de betaling heeft plaatsgevonden, het individuele saldo van een bank nog een positief tegoed laat zien, wordt ten behoeve van de bedoelde berekening zowel de doelomvang van het individuele saldo (0,004 x db(i,t)) als de feitelijke omvang ervan (is(i,t)) verlaagd met dat positieve tegoed.
bb(i,t) = 1/T x (0,004 x db(i,t) – is(i,t=1))
sb(i,t) = bb(i,t) x (t-1) – (is(i,t) – is(i,t=1))
Indien, nadat de betaling heeft plaatsgevonden, het algemeen gedeelte van het Depositogarantiefonds nog een positief tegoed laat zien, wordt ten behoeve van de bedoelde berekening zowel de doelomvang van het algemeen gedeelte (0,004 x Σi db(i,t)) als de feitelijke omvang ervan (sr(t)) verlaagd met dat positieve tegoed.
Bij het vaststellen van het aantal toetsmomenten (T) dient de Nederlandsche Bank er rekening mee te houden dat het Depositogarantiefonds tijdig de doelomvang bereikt zoals bepaald in artikel 29.11, tweede lid. Daarnaast betrekt de Nederlandsche Bank in de vaststelling van het aantal toetsmomenten de termijn waarbinnen een eventueel aangewende externe financiering moet worden afgelost.
Wanneer sprake is van groei van de depositobasis na het bereiken van de doelomvang, maar geen uitkering of andere betaling ten laste van het Depositogarantiefonds heeft plaatsgevonden, worden onderdelen van de door een bank verschuldigde bijdrage, bestaande uit een basisbijdrage en risicobijdrage, berekend met behulp van de in paragraaf 1 opgenomen formules, waarbij DNB het aantal toetsmomenten vaststelt op 1 en met dien verstande dat de bijdrage niet groter is dan nodig is om de doelomvang van het fonds te bereiken. Daarnaast wordt de risicobijdrage in dit geval berekend aan de hand van de volgende formule:
rb(i,t) = b(i,t) x 1/T x 0,004 x Σi db(i,t) x cfrb(t)
waarin:
rb(i,t) = de door bank i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde risicobijdrage;
b(i,t) = {rw(i,t) x (db(i,t) – db(i,t-1))} / Σi {rw(i,t) x (db(i,t) – db(i,t-1))} = het aandeel van bank i in de gewogen toeneming van het totaal van de gegarandeerde deposito’s, zoals vastgesteld op toetsmoment t, waarbij (db(i,t) – db (i,t-1)) op nul wordt gesteld voor alle banken waarvoor dit verschil kleiner is dan nul;
rw(i,t) = het voor bank i op toetsmoment t geldende risicowegingspercentage, dat volgt uit de risicocategorie waarin de bank ingevolge Bijlage C is ingedeeld;
cfrb(t) = een door de Nederlandsche Bank voor toetsmoment t vast te stellen correctiefactor in verband met de conjunctuurcyclus en het mogelijke effect van procyclische bijdragen.