Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2017/1132 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht
Artikel 86 decies Bescherming van de deelnemers in de vennootschap
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
27-11-2019, PbEU 2019, L 321 (uitgifte: 12-12-2019, regelingnummer: 2019/2121)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-11-2019, PbEU 2019, L 321 (uitgifte: 12-12-2019, regelingnummer: 2019/2121)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste de deelnemers in de vennootschap die tegen het voorstel voor de grensoverschrijdende omzetting hebben gestemd, het recht hebben hun aandelen onder de in de leden 2 tot en met 5 bedoelde voorwaarden te vervreemden voor een adequate geldelijke vergoeding.
De lidstaten kunnen het in de eerste alinea bedoelde recht ook aan andere deelnemers in de vennootschap toekennen.
De lidstaten kunnen eisen dat het uitdrukkelijke verzet tegen het voorstel voor de grensoverschrijdende omzetting, het voornemen van de deelnemers in de vennootschap om gebruik te maken van hun recht op vervreemding van hun aandelen, of beide, uiterlijk op de in artikel 86 nonies bedoelde algemene vergadering naar behoren wordt gedocumenteerd. De lidstaten kunnen toestaan dat registratie van verzet tegen het voorstel voor de grensoverschrijdende omzetting als passende documentatie van een tegenstem wordt beschouwd.
2.
De lidstaten stellen de termijn vast waarbinnen de in lid 1 bedoelde deelnemers in de vennootschap aan deze vennootschap kennis moeten geven van hun besluit om gebruik te maken van het recht op vervreemding van hun aandelen. Die termijn verstrijkt in geen geval later dan één maand na de in artikel 86 nonies bedoelde algemene vergadering. De lidstaten zorgen ervoor dat de vennootschap een elektronisch adres opgeeft waarop zij die kennisgeving elektronisch kan ontvangen.
3.
De lidstaten stellen voorts een termijn vast voor de betaling van de in het voorstel voor de grensoverschrijdende omzetting gespecificeerde geldelijke vergoeding. Die termijn mag niet later eindigen dan twee maanden nadat de grensoverschrijdende omzetting overeenkomstig artikel 86 octodecies van kracht wordt.
4.
De lidstaten zorgen ervoor dat deelnemers in de vennootschap die aan deze vennootschap kennis hebben gegeven van hun besluit om gebruik te maken van het recht op vervreemding van hun aandelen, maar die van oordeel zijn dat de geldelijke vergoeding die door de vennootschap wordt aangeboden niet adequaat is vastgesteld, het recht hebben bij krachtens het nationale recht gemachtigde bevoegde instanties om een aanvullende geldelijke vergoeding te verzoeken. De lidstaten stellen een termijn vast voor de vordering inzake een aanvullende geldelijke vergoeding.
De lidstaten kunnen bepalen dat het definitieve besluit tot toekenning van een aanvullende geldelijke vergoeding geldig is voor alle deelnemers in de vennootschap die overeenkomstig lid 2 kennis hebben gegeven van hun besluit om gebruik te maken van het recht op vervreemding van hun aandelen.
5.
De lidstaten zorgen ervoor dat de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde rechten worden beheerst door het recht van de lidstaat van vertrek en dat de exclusieve bevoegdheid voor de beslechting van geschillen die verband houden met deze rechten bij de gerechten van de lidstaat van vertrek ligt.