Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit - Nota van toelichting
6.1 Uitvoering
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Het Omgevingsbesluit bevat een uitwerking van de toedeling van taken en bevoegdheden van bestuursorganen, van de procedurele aspecten van wettelijke instrumenten en van de instrumenten kostenverhaal, financiële zekerheidstelling en milieueffectrapportage.
De regels die in dit besluit zijn opgenomen zijn voor een ieder van belang, zowel voor bestuursorganen als voor bedrijven en burgers. Voor het merendeel van de regels ligt de uitvoering bij bestuursorganen, maar in enkele gevallen is normadressant een bedrijf of burger.
Dit besluit bepaalt wie bevoegd gezag is voor de beslissing op aanvraag om een omgevingsvergunning. Bij een deel van de aanvragen is samenwerking achter het loket vereist, door advies of advies met instemming te vragen. Wanneer dat nodig is, en bij wie advies wordt gevraagd, is ook in dit besluit geregeld. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de naleving van de omgevingsvergunning, ook als deze deels wordt voorbereid door andere bestuursorganen.
Dit besluit bevat daarnaast nadere regels voor het bevoegd gezag van de projectprocedure over de inhoud en kennisgeving van het voornemen, over de kennisgeving participatie de inhoud van de voorkeursbeslissing en de inhoud van het projectbesluit. Ook is geregeld in welke gevallen de Minister van Infrastructuur en Waterstaat een verplichte voorkeursbeslissing moet nemen. De rol van de initiatiefnemer bij participatie wordt vastgelegd in de kennisgeving participatie. De initiatiefnemer kan zowel een private als een publieke partij zijn.
In dit besluit is uitgewerkt in welke gevallen en op welke wijze het bevoegd gezag kostenverhaal moet toepassen. In bepaalde aangewezen gevallen kan het bevoegd gezag beslissen geen exploitatieregels of exploitatievoorschriften vast te stellen.
Dit besluit wijst de gevallen aan waarbij het bevoegd gezag de bevoegdheid heeft om aan een omgevingsvergunning een voorschrift te verbinden dat degene die de activiteit verricht financiële zekerheid moet stellen. De initiatiefnemer kan een voorstel doen voor een passende vorm van risicoafdekking. Het bevoegd gezag volgt in beginsel dat voorstel, tenzij deze vorm niet voldoende zekerheid biedt.
De procedurele bepalingen voor de verschillende instrumenten in de wet over de voorbereidingsprocedure, interbestuurlijk verkeer en kennisgevingen gelden voor bestuursorganen. De regels over het verstrekken en beschikbaar stellen van gegevens worden ook grotendeels door bestuursorganen uitgevoerd, dit zijn zowel het Rijk, de provincies als de gemeenten. In enkele gevallen zijn ook andere partijen uitvoerder, zoals de beheerder van een geluidbron en de instantie die is aangewezen als ‘siteholder’ in het managementplan, bedoeld in de Operational guidelines for the implementation of the World Heritage Convention.
De regelgeving voor milieueffectrapportage (mer) wordt uitgevoerd door het bevoegd gezag en initiatiefnemers. De regels voor de plan-mer worden uitgevoerd door het bevoegd gezag. De bepalingen voor de project-mer richten zich tot initiatiefnemers. Initiatiefnemers kunnen zowel publieke als private partijen zijn. De belangrijkste verplichtingen voor de initiatiefnemer zijn de mededeling aan het bevoegd gezag in geval van een mer-beoordelingsplichtig project en het opstellen van een milieueffectrapport voor een mer-plichtig project. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de mer-procedure als geheel.
Dit besluit regelt de wijze van advisering door de commissie voor de milieueffectrapportage.
In dit besluit wordt in een aantal gevallen ook het bevoegd gezag voor toezicht en handhaving aangewezen. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 6.2 van deze toelichting.
Toezicht op de uitvoering
In lijn met de Wet revitalisering generiek toezicht die op 1 oktober 2012 in werking is getreden, is het toezicht op de uitvoering van het Omgevingsbesluit door de hogere overheid op de lagere overheid (interbestuurlijk toezicht) sober, terughoudend en alleen repressief. Het primaat voor de controle op de uitvoering van de taken ligt binnen de bestuurslaag bij het daartoe gekozen democratisch orgaan. Het gaat dan om het toezicht op een juiste, toereikende en kwalitatief hoogwaardige uitvoering. Met andere woorden: voldoet de uitvoering aan de wettelijke en beleidskaders en het vereiste kwaliteitsniveau. In de tweede plaats komt pas het interbestuurlijk toezicht. Hierbij geldt het beginsel dat één bestuurslaag — de naast hoger gelegen bestuurslaag — toezicht houdt. Het interbestuurlijk toezicht is generiek geregeld in de Provinciewet, de Waterschapswet en de Gemeentewet. Dat instrumentarium bevat mogelijkheden tot repressief ingrijpen, door schorsing en vernietiging bij handelen in strijd met het recht of het algemeen belang (door de Kroon) en indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing.
Voor alle toezichtsinstrumenten geldt dat bestuurlijk overleg tussen de betrokken overheden als eerste is aangewezen en aan de interventie vooraf moet gaan. Dat past ook bij het uitgangspunt van vertrouwen tussen overheden.
Belanghebbenden kunnen in het kader van het inroepen van rechtsbescherming bevorderen dat de regels worden nageleefd. Dat kan onder meer bij de omgevingsvergunning. Tegen de vaststelling van een omgevingsvergunning kan een belanghebbende bezwaar en zo nodig beroep instellen, waarin de strijd met de procedureregels aan de orde kan worden gesteld. Wanneer verplichtingen op grond van dit besluit niet worden nageleefd zijn belanghebbenden die daardoor worden geraakt dus niet alleen aangewezen op interbestuurlijk toezicht.