Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2017/1132 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht
Artikel 160 undecies Bescherming van de schuldeisers
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
27-11-2019, PbEU 2019, L 321 (uitgifte: 12-12-2019, regelingnummer: 2019/2121)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-11-2019, PbEU 2019, L 321 (uitgifte: 12-12-2019, regelingnummer: 2019/2121)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
1.
De lidstaten bieden een passende bescherming van de belangen van de schuldeisers wier vorderingen vóór de openbaarmaking van het voorstel voor de grensoverschrijdende splitsing zijn ontstaan en ten tijde van die openbaarmaking nog niet opeisbaar zijn.
De lidstaten zorgen ervoor dat de schuldeisers die geen genoegen nemen met de in artikel 160 quinquies, onder q), bedoelde waarborgen die in het voorstel voor de grensoverschrijdende splitsing worden geboden, de geschikte administratieve of gerechtelijke instanties kunnen verzoeken om passende waarborgen binnen drie maanden na de in artikel 160 octies bedoelde openbaarmaking van het voorstel voor de grensoverschrijdende splitsing, mits zulke schuldeisers op geloofwaardige wijze kunnen aantonen dat de voldoening van hun vorderingen als gevolg van de grensoverschrijdende splitsing in het gedrang is, en dat van de vennootschap geen passende waarborgen zijn verkregen.
De lidstaten zorgen ervoor dat de waarborgen afhankelijk worden gesteld van de voorwaarde dat de grensoverschrijdende splitsing overeenkomstig artikel 160 octodecies van kracht wordt.
2.
Wanneer een schuldeiser van de gesplitste vennootschap geen voldoening krijgt van de vennootschap waaraan het passief is toegewezen, zijn de andere verkrijgende vennootschappen, en, in het geval van een gedeeltelijke splitsing of van een splitsing door scheiding, de gesplitste vennootschap, samen met de vennootschap waaraan het passief is toegewezen hoofdelijk tot nakoming van die verbintenis gehouden. Het maximumbedrag van de hoofdelijke aansprakelijkheid van een vennootschap die aan de splitsing deelneemt, wordt beperkt tot de waarde van het nettoactief dat aan die vennootschap op de datum waarop de splitsing van kracht wordt, wordt toegewezen.
3.
De lidstaten kunnen eisen dat het bestuurs- of leidinggevende orgaan van de gesplitste vennootschap een verklaring verstrekt waarin de actuele financiële toestand van de vennootschap nauwkeurig wordt weergegeven op een datum die ten vroegste één maand voor de openbaarmaking van de verklaring valt. In de verklaring wordt aangegeven dat het bestuurs- of leidinggevende orgaan van de gesplitste vennootschap op basis van de informatie waarover het beschikt op de datum van die verklaring en na redelijke verzoeken om inlichtingen, niet op de hoogte is van enige redenen waarom een verkrijgende vennootschap en, in het geval van een gedeeltelijke splitsing, de gesplitste vennootschap, wanneer de splitsing van kracht wordt, niet in staat zou zijn te voldoen aan de haar in het voorstel voor de grensoverschrijdende splitsing toegewezen verplichtingen wanneer die opeisbaar worden. De verklaring wordt samen met het voorstel voor de grensoverschrijdende splitsing openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 160 octies.
4.
De leden 1, 2 en 3 doen niet af aan de toepassing van het recht van de lidstaat van de gesplitste vennootschap met betrekking tot het voldoen of het stellen van zekerheden voor geldelijke of niet-geldelijke verbintenissen ten aanzien van overheidsinstanties.