Einde inhoudsopgave
Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
Artikel 63 Lopende procedures voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving, politiële samenwerking en uitwisseling van informatie
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2020
- Bronpublicatie:
24-01-2020, PbEU 2020, L 29 (uitgifte: 31-01-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-01-2020, PbEU 2020, L 29 (uitgifte: 31-01-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
In het Verenigd Koninkrijk, alsook in de lidstaten in situaties waarbij het Verenigd Koninkrijk is betrokken, zijn de volgende handelingen als volgt van toepassing:
- a)
de Artikelen 39 en 40 van de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord (‘Schengenuitvoeringsovereenkomst’) (1), juncto de Artikelen 42 en 43 daarvan, zijn van toepassing op:
- i)
verzoeken overeenkomstig Artikel 39 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst die voor het eind van de overgangsperiode zijn ontvangen door het centrale orgaan dat in de overeenkomstsluitende partij belast is met internationale politiële samenwerking of door bevoegde autoriteiten van de aangezochte partij, of door aangezochte politiële autoriteiten die niet bevoegd zijn om het verzoek te behandelen, maar het verzoek aan de bevoegde autoriteiten doorzenden;
- ii)
rechtshulpverzoeken overeenkomstig Artikel 40, lid 1, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst die voor het eind van de overgangsperiode zijn ontvangen door een daartoe door een overeenkomstsluitende partij aangewezen autoriteit;
- iii)
grensoverschrijdende observatie die wordt verricht zonder voorafgaande toestemming overeenkomstig Artikel 40, lid 2, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, wanneer die observatie voor het eind van de overgangsperiode aanving;
- b)
de Overeenkomst, opgesteld op grond van Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (2) is van toepassing op:
- i)
verzoeken om informatie die voor het eind van de overgangsperiode door de aangezochte autoriteit zijn ontvangen;
- ii)
verzoeken om observatie die voor het eind van de overgangsperiode door de aangezochte autoriteit zijn ontvangen;
- iii)
verzoeken om onderzoek die voor het eind van de overgangsperiode door de aangezochte autoriteit zijn ontvangen;
- iv)
verzoeken om kennisgeving die voor het eind van de overgangsperiode door de aangezochte autoriteit zijn ontvangen;
- v)
verzoeken om toestemming voor grensoverschrijdende observatie of tot overdracht van de observatie aan de ambtenaren van de lidstaat op wier grondgebied de observatie plaatsvindt, die voor het eind van de overgangsperiode zijn ontvangen door een daartoe door de aangezochte lidstaat aangewezen autoriteit, die bevoegd is op het verzoek te besluiten of dit door te zenden;
- vi)
grensoverschrijdende observatie die wordt verricht zonder voorafgaande toestemming overeenkomstig Artikel 40, lid 2, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, wanneer die observatie voor het eind van de overgangsperiode aanving;
- vii)
verzoeken tot uitvoering van een gecontroleerde aflevering die voor het eind van de overgangsperiode door de aangezochte autoriteit zijn ontvangen;
- viii)
verzoeken om toestemming voor infiltratieoperaties die voor het eind van de overgangsperiode door de aangezochte autoriteit zijn ontvangen;
- ix)
gemeenschappelijke bijzondere onderzoeksteams die voor het eind van de overgangsperiode zijn opgezet krachtens Artikel 24 van die overeenkomst;
- c)
Besluit 2000/642/JBZ van de Raad (3) is van toepassing op verzoeken die voor het eind van de overgangsperiode door de aangezochte financiële inlichtingeneenheid zijn ontvangen;
- d)
Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad (4) is van toepassing op verzoeken die voor het eind van de overgangsperiode door de aangezochte bevoegde rechtshandhavingsautoriteit zijn ontvangen;
- e)
Besluit 2007/533/JBZ van de Raad (5) is van toepassing op de uitwisseling van aanvullende informatie als een in het Schengeninformatiesysteem opgenomen signalering voor het eind van de overgangsperiode een treffer oplevert, mits de bepalingen van dat besluit op de laatste dag van de overgangsperiode op het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn. In afwijking van Artikel 8 van dit akkoord is het Verenigd Koninkrijk gerechtigd om tot 3 maanden na het eind van de overgangsperiode gebruik te maken van de communicatie-infrastructuur bedoeld in Artikel 8, lid 1, van Besluit 2007/533/JBZ, voor zover dat strikt noodzakelijk is voor de uitwisseling van dergelijke aanvullende informatie. Het Verenigd Koninkrijk vergoedt de Unie de werkelijke kosten die de Unie draagt als gevolg van het faciliteren van het gebruik van de communicatie-infrastructuur door het Verenigd Koninkrijk. De Unie deelt het Verenigd Koninkrijk het bedrag van deze kosten uiterlijk op 31 maart 2021 mee. In het geval dat de meegedeelde werkelijke kosten sterk afwijken van de beste ramingen die voor de ondertekening van dit akkoord door de Unie zijn meegedeeld aan het Verenigd Koninkrijk, betaalt het Verenigd Koninkrijk onverwijld aan de Unie het bedrag van de beste ramingen en bepaalt het Gemengd Comité de wijze waarop het verschil tussen de werkelijke kosten en het bedrag van de beste ramingen moet worden afgewikkeld.
- f)
Besluit 2007/845/JBZ(6) is van toepassing op verzoeken die voor het eind van de overgangsperiode door een bureau voor de ontneming van vermogensbestanddelen zijn ontvangen;
- g)
Richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad (7) is van toepassing op verzoeken die voor het eind van de overgangsperiode door een passagiersinformatie-eenheid zijn ontvangen overeenkomstig de Artikelen 9 en 10 van die richtlijn.
2.
In afwijking van Artikel 8 is het Verenigd Koninkrijk gerechtigd om tot één jaar na het eind van de overgangsperiode gebruik te maken van de applicatie voor veilige informatie-uitwisseling (Secure Information Exchange Network Application — SIENA), voor zover dat strikt noodzakelijk is voor het afronden van de lopende procedures als bedoeld in lid 1, onder c), d), f) en g), van dit Artikel. Het Verenigd Koninkrijk vergoedt de Unie de werkelijke kosten die de Unie draagt als gevolg van het faciliteren van het gebruik van SIENA door het Verenigd Koninkrijk. De Unie deelt het Verenigd Koninkrijk het bedrag van deze kosten uiterlijk op 31 maart 2021 mee. In het geval dat de meegedeelde werkelijke kosten sterk afwijken van de beste ramingen die voor de ondertekening van dit akkoord door de Unie zijn meegedeeld aan het Verenigd Koninkrijk, betaalt het Verenigd Koninkrijk onverwijld aan de Unie het bedrag van de beste ramingen en bepaalt het Gemengd Comité de wijze waarop het verschil tussen de werkelijke kosten en het bedrag van de beste ramingen moet worden afgewikkeld.
Voetnoten
Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19).
PB C 24 van 23.1.1998, blz. 2.
Besluit 2000/642/JBZ van de Raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de financiële inlichtingeneenheden van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens (PB L 271 van 24.10.2000, blz. 4).
Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 386 van 29.12.2006, blz. 89).
Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 205 van 7.8.2007, blz. 63).
Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven (PB L 332 van 18.12.2007, blz. 103).
Richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 132).