Einde inhoudsopgave
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
Artikel 54
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2018
- Bronpublicatie:
26-07-2017, Stb. 2017, 317 (uitgifte: 17-08-2017, kamerstukken: 34588)
- Inwerkingtreding
01-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-04-2018, Stb. 2018, 119 (uitgifte: 26-04-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Staatsrecht / Grondrechten
Informatierecht / ICT-recht
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
De diensten zijn bevoegd zich te wenden tot:
- a.
een aanbieder van een communicatiedienst met de opdracht gegevens te verstrekken die betrekking hebben op de telecommunicatie van een gebruiker die door de aanbieder als onderdeel van de door hem verleende communicatiedienst ten behoeve van een gebruiker is opgeslagen;
- b.
een persoon of instantie die in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf de opslag verzorgt van door derden via geautomatiseerde werken verwerkte gegevens en waartoe voor die derde rechtstreeks geautomatiseerde toegang bestaat, met de opdracht de desbetreffende gegevens te verstrekken.
2.
De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid mag slechts worden uitgeoefend, indien door Onze betrokken Minister daarvoor op een daartoe strekkend verzoek toestemming is verleend aan het hoofd van de dienst.
3.
Het verzoek om toestemming, bedoeld in het derde lid, wordt schriftelijk gedaan en bevat in aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 29, tweede lid:
- a.
het nummer of een andere aanduiding waarmee de gebruiker als bedoeld in het eerste lid, onder a, onderscheidenlijk de derde als bedoeld in het eerste lid, onder b, kan worden geïdentificeerd;
- b.
een nauwkeurige omschrijving van de gegevens die verstrekt dienen te worden;
- c.
de periode waarover de gegevens verstrekt dienen te worden.
4.
De aanbieder van een communicatiedienst onderscheidenlijk de persoon of instantie die in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf de opslag verzorgt is verplicht aan een opdracht als bedoeld in het eerste lid te voldoen.
5.
Op de verstrekking van gegevens ingevolge een opdracht als bedoeld in het eerste lid is artikel 39, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
6.
Artikel 13.6, tweede en derde lid, van de Telecommunicatiewet is van overeenkomstige toepassing op het voldoen aan een opdracht als bedoeld in het eerste lid.