Einde inhoudsopgave
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
Artikel 29
Geldend
Geldend vanaf 15-07-2021
- Bronpublicatie:
16-06-2021, Stb. 2021, 300 (uitgifte: 25-06-2021, kamerstukken: 35242)
- Inwerkingtreding
15-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-07-2021, Stb. 2021, 335 (uitgifte: 14-07-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Staatsrecht / Grondrechten
Informatierecht / ICT-recht
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
De toestemming voor de uitoefening van een bijzondere bevoegdheid als bedoeld in paragraaf 3.2.5, wordt, voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald, verleend voor een periode van ten hoogste drie maanden en kan telkens op een daartoe strekkend verzoek worden verlengd voor eenzelfde periode.
2.
Een verzoek om toestemming, alsmede een verzoek om verlenging van een toestemming, bevat ten minste:
- a.
een aanduiding van de bevoegdheid waarvoor toestemming wordt gevraagd;
- b.
voor zover van toepassing, gegevens betreffende de identiteit van de persoon dan wel de organisatie ten aanzien van wie onderscheidenlijk waarvan de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid wordt verlangd;
- c.
voor zover de persoon werkzaam is als journalist of advocaat, de vermelding van deze hoedanigheid;
- d.
een omschrijving van het onderzoek waarvoor de desbetreffende bevoegdheid dient te worden uitgeoefend;
- e.
een omschrijving van het met de uitoefening van de bevoegdheid beoogde doel;
- f.
de reden waarom uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid noodzakelijk wordt geacht;
- g.
voor zover het een verzoek om verlenging van de toestemming betreft, een aanduiding van de met de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid behaalde resultaten;
- h.
een omschrijving van de wijze waarop een zo gericht mogelijke inzet van de desbetreffende bevoegdheid wordt gewaarborgd;
- i.
de reden waarom de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid evenredig aan het daarmee beoogde doel kan worden geacht;
- j.
de reden waarom niet met de uitoefening van een minder ingrijpende bevoegdheid kan worden volstaan om het daarmee beoogde doel te bereiken.