Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 4
Artikel 211 [Bevoegdheden en verplichtingen van vereffenaar]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2004
- Bronpublicatie:
13-05-2004, Stb. 2004, 215 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken: 28958)
- Inwerkingtreding
01-07-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-06-2004, Stb. 2004, 275 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Erfrecht / Gevolgen erfopvolging
1.
Een vereffenaar heeft tot taak de nalatenschap als een goed vereffenaar te beheren en te vereffenen. Voor de vereffening wordt een last die tot een uitgave van geld of van een goed uit de nalatenschap verplicht, gelijkgesteld met een legaat.
2.
Hij vertegenwoordigt bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte. Zij zijn niet bevoegd zonder zijn medewerking of machtiging van de kantonrechter over de goederen der nalatenschap of hun aandeel daarin te beschikken.
3.
Hij moet met bekwame spoed een onderhandse of notariële boedelbeschrijving opmaken of doen opmaken, waarin de schulden der nalatenschap in de vorm van een voorlopige staat zijn opgenomen. Hij moet deze ten kantore van de boedelnotaris of, indien deze ontbreekt, ter griffie van de rechtbank neerleggen, ter inzage van de erfgenamen en de schuldeisers der nalatenschap; andere schuldeisers van een erfgenaam, ook indien deze de nalatenschap verworpen heeft, kunnen tot inzage gemachtigd worden door de kantonrechter.
4.
De kantonrechter kan in geval van aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving de erfgenamen ontheffen van de verplichting om de boedelbeschrijving ter inzage te leggen.
5.
Een door de rechter benoemde vereffenaar kan een boedelnotaris aanwijzen, indien dit nog niet is geschied. De notaris die deze opdracht heeft aanvaard, geeft daarvan kennis aan de erfgenamen en doet zich inschrijven in het boedelregister.