Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 4
Artikel 204 [Benoeming vereffenaar ingeval niet beneficiair is aanvaard]
Geldend
Geldend vanaf 15-10-2005
- Redactionele toelichting
Op de verdere behandeling door een gerecht van zaken die op de datum van inwerkingtreding van deze wijziging bij dat gerecht aanhangig zijn, blijft het recht van toepassing zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van deze wijziging. Op de mogelijkheid van en de termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel tegen een beslissing van een gerecht, die voor de datum van inwerkingtreding in deze wijziging is tot stand gekomen, blijft het recht van toepassing zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van deze wijziging.
- Bronpublicatie:
08-09-2005, Stb. 2005, 455 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 28863)
- Inwerkingtreding
15-10-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-09-2005, Stb. 2005, 484 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Erfrecht / Gevolgen erfopvolging
1.
Is een nalatenschap niet onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard, dan kan de rechtbank een vereffenaar benoemen:
- a.
op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie, wanneer er geen erfgenamen zijn, wanneer het niet bekend is of er erfgenamen zijn, of wanneer de nalatenschap niet door een executeur wordt beheerd en de erfgenamen die bekend zijn haar geheel of ten dele onbeheerd laten;
- b.
op verzoek van een schuldeiser van de nalatenschap, wanneer tot een verdeling van de nalatenschap wordt overgegaan voordat de opeisbare schulden daarvan zijn voldaan, of wanneer voor hem het gevaar bestaat dat hij niet ten volle of niet binnen redelijke tijd zal worden voldaan, hetzij omdat de nalatenschap niet toereikend is of niet behoorlijk beheerd en afgewikkeld wordt, hetzij omdat een schuldeiser zich op de goederen van de nalatenschap gaat verhalen;
- c.
op verzoek van een of meer andere schuldeisers van een erfgenaam, wanneer hun belangen door een gedraging van de erfgenamen of van de executeur ernstig worden geschaad.
2.
Indien de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig artikel 13, is lid 1, onder b en c, van overeenkomstige toepassing op het geheel van de goederen die hebben behoord tot de huwelijksgemeenschap van de erflater en zijn echtgenoot, de in die gemeenschap gevallen of daarop verhaalbare schulden, alsmede hetgeen daarvoor in de plaats is getreden.