Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
28-02-2015, Stb. 2015, 98 (uitgifte: 10-03-2015, kamerstukken: 32834)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-06-2015, Stb. 2015, 210 (uitgifte: 16-06-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
1.
Het bedrag, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de verordening, dat in rekening wordt gebracht voor een verzoek om een Europees betalingsbevel, wordt vastgesteld overeenkomstig de Wet griffierechten burgerlijke zaken. Is het bedrag, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder b, van de verordening, niet hoger dan het bedrag genoemd in artikel 93 onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of betreft het een zaak als bedoeld onder c van dat artikel, dan worden de griffierechten voor kantonzaken als bedoeld in de bijlage bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken geheven.
2.
Van de verweerder wordt geen griffierecht geheven voor de indiening van een verweerschrift als bedoeld in artikel 16 van de verordening.
3.
Wordt de procedure voortgezet na indiening van een verweerschrift, dan wordt van de verweerder overeenkomstig de regels van de Wet griffierechten burgerlijke zaken griffierecht geheven als hij ook in de voortgezette procedure verschijnt.