Wet commissies standaardregelingen
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1994
- Bronpublicatie:
23-12-1993, Stb. 1993, 690 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23258 Overheid.nl: 23258)
04-06-1992, Stb. 1992, 422 (uitgifte: 01-01-1992, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 22061Overheid.nl: 22061)
- Inwerkingtreding
01-01-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-1993, Stb. 1993, 693 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
23-12-1993, Stb. 1993, 693 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
1.
Onze Minister van Justitie benoemt de leden die met inachtneming van het bepaalde in het vorige artikel zijn voorgedragen, overeenkomstig de voordracht. Indien zwaarwichtige redenen daartoe nopen, kan hij benoeming overeenkomstig de voordracht weigeren en aan de organisatie die haar deed een redelijke termijn stellen om een nieuwe voordracht te doen.
2.
Indien niet binnen een redelijke termijn een voordracht als bedoeld in artikel 1 en in het vorige lid is gedaan, verricht Onze Minister van Justitie de benoeming naar eigen inzicht uit de kring van betrokkenen. De aldus benoemde leden worden voor de toepassing van artikel 1 gelijk gesteld met leden voorgedragen door de organisatie die niet tot tijdige voordracht is overgegaan.