Wet commissies standaardregelingen
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1994
- Bronpublicatie:
23-12-1993, Stb. 1993, 690 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23258 Overheid.nl: 23258)
- Inwerkingtreding
01-01-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-1993, Stb. 1993, 693 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
1.
Een commissie tot vaststelling, wijziging of intrekking van een standaardregeling, als bedoeld in artikel 214 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, wordt voor ten minste twee derde gedeelte samengesteld uit leden die daartoe zijn voorgedragen door overeenkomstig het volgende lid aangewezen representatieve organisaties
- a.
van hen die een bedrijf of beroep uitoefenen waarop de standaardregeling betrekking heeft;
- b.
van hen die bij de overeenkomsten waarop de standaardregeling betrekking heeft, als hun wederpartij plegen op te treden.
2.
Onze Minister van Justitie bepaalt, alvorens tot benoeming van een commissie over te gaan, na overleg met Onze Ministers wie het onderwerp van de standaardregeling aangaat, bij ministeriële regeling:
- a.
welke representatieve organisaties leden van de commissie kunnen voordragen, en
- b.
het aantal leden dat ieder van deze organisaties kan voordragen.
3.
Het aantal leden van de commissie, dat kan worden voorgedragen door organisaties van hen die een bedrijf of beroep uitoefenen waarop de standaardregeling betrekking heeft, moet gelijk zijn aan het aantal leden dat kan worden voorgedragen door de organisaties van hen die als hun wederpartij plegen op te treden.
4.
Een aan te wijzen organisatie dient een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid te zijn.