Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1059 betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’ (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en door externe financieringsinstrumenten
Artikel 18 Goedkeuring van Interreg-programma's
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1059)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1059)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Milieurecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
De Commissie beoordeelt elk Interreg-programma en de mate waarin het in overeenstemming is met de Verordeningen (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1058 en de onderhavige verordening, en, in het geval van steun uit een extern financieringsinstrument van de Unie en, indien van toepassing, de consistentie ervan met het in artikel 10, lid 1, van deze verordening bedoelde meerjarig strategiedocument of het desbetreffende strategische programmeringskader op grond van de respectieve basiswetgevingshandeling van één of meer van die instrumenten.
2.
De Commissie kan binnen drie maanden na de datum waarop het Interreg-programma is ingediend door de lidstaat waar de toekomstige beheerautoriteit gevestigd is, opmerkingen formuleren.
3.
Deelnemende lidstaten en, indien van toepassing, derde landen, partnerlanden of LGO's evalueren het Interreg-programma en houden daarbij rekening met de opmerkingen van de Commissie.
4.
De Commissie stelt uiterlijk vijf maanden na de datum van eerste indiening van elk Interreg-programma door de lidstaat waar de toekomstige beheerautoriteit gevestigd is, door middel van een uitvoeringshandeling een besluit tot goedkeuring van het programma vast.
5.
Met betrekking tot externe grensoverschrijdende Interreg-programma's stelt de Commissie haar besluiten uit hoofde van lid 4 van dit artikel vast na raadpleging van het overeenkomstig de relevante bepalingen van de IPA III-verordening opgerichte ‘IPA III-Comité’ en van het overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EU) 2021/947 opgerichte ‘comité van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking’.