Einde inhoudsopgave
Besluit geruisloze terugkeer (art. 14c Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
4.10 Tiende standaardvoorwaarde
Geldend
Geldend vanaf 10-11-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 02-10-2018
- Bronpublicatie:
02-10-2018, Stcrt. 2018, 62988 (uitgifte: 09-11-2018, regelingnummer: 2018/99281)
- Inwerkingtreding
10-11-2018, terugwerkend tot: 02-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-10-2018, Stcrt. 2018, 62988 (uitgifte: 09-11-2018, regelingnummer: 2018/99281)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Geruisloze terugkeer
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Inkomstenbelasting / Winst
(Tekst voorwaarde) ‘Aandelen in een huwelijksgemeenschap
Als de aandelen in de vennootschap tot een huwelijksgemeenschap behoren en de gezamenlijke gerechtigdheid in de onderneming van de vennootschap niet door beide partners in gelijke delen wordt voortgezet, wordt het ter zake van de ontbinding van de vennootschap gerealiseerde vervreemdingsvoordeel als bedoeld in artikel 4.34, vijfde lid, Wet IB 2001, geacht te zijn genoten in de verhouding tussen het door elk der partners voortgezette gedeelte van de onderneming van de vennootschap en het totaal van deze gedeelten. Deze verdeling wordt ook toegepast bij de toepassing van artikel 3.54a, derde lid, Wet IB 2001 en bij de verdeling van verliezen door de zevende standaardvoorwaarde.’
Toelichting
Als aandelen in een vennootschap vallen in een huwelijksgemeenschap zijn beide partners gerechtigd tot de helft van het in de aandelen belichaamde vermogen. Voor toepassing van de geruisloze terugkeer geldt dat beide partners de onderneming in gelijke verhouding voortzetten. In veel gevallen echter zal feitelijk, en ook volgens het aandeelhoudersregister slechts één van beide partners participeren in de vennootschap. Vooral in situaties waarin de vennootschap meer aandeelhouders heeft die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, kan een verplichte toetreding van alle partners tot het samenwerkingsverband waarin de onderneming van de vennootschap wordt voortgezet een belemmering zijn voor de toepassing van de faciliteit.
Ik keur daarom goed dat geruisloze terugkeer ook mogelijk is als in gemeenschap van goederen gehuwde aandeelhouders – anders dan de wet eist – de onderneming niet beide voortzetten in gelijke verhouding als hun gerechtigdheid tot de aandelen. De (latente) belastingclaim op het inkomen uit aanmerkelijk belang wordt daarom door de voorwaarde aan beide partners toegerekend in de verhouding waarin zij hun gezamenlijke belang in de onderneming van de vennootschap afzonderlijk voortzetten. Hierdoor is het mogelijk dat een gedeelte van de box 2 claim van de ene partner door toepassing van de terugkeerfaciliteit wordt omgezet in een box 1 claim van de andere partner.