Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (B)
14.1 Privéleven
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2024
- Bronpublicatie:
18-09-2024, Stcrt. 2024, 30836 (uitgifte: 30-09-2024, regelingnummer: WBV 2024/20)
- Inwerkingtreding
01-10-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-09-2024, Stcrt. 2024, 30836 (uitgifte: 30-09-2024, regelingnummer: WBV 2024/20)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
De IND verleent de verblijfsvergunning voor het uitoefenen van het privéleven in de zin van artikel 8 EVRM op grond van artikel 3.51, vierde lid, Vb jo artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder h, VV.
Volgens de jurisprudentie van het EHRM wordt het begrip privéleven gevormd door de volgende elementen:
- •
het recht op identiteit;
- •
het recht op persoonlijke ontwikkeling;
- •
het recht om relaties aan te gaan met andere mensen en te ontwikkelen met andere mensen en de buitenwereld;
- •
elementen als vereenzelviging met een bepaald geslacht, naam, seksuele oriëntatie en seksueel leven; en
- •
geestelijke stabiliteit.
De IND betrekt bij de beoordeling van een beroep op het uitoefenen van privéleven op grond van artikel 8 EVRM in ieder geval:
- •
de vraag of aan de vreemdeling in Nederland verblijf is toegestaan op grond van een verblijfsvergunning;
- •
de verblijfsduur in Nederland; en
- •
het totaal van de in het gastland aangegane sociale banden en de intensiteit daarvan.